Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aanzwengelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanzwengelen (Nederlands) in het Zweeds

aanzwengelen:

aanzwengelen werkwoord

  1. aanzwengelen (aanslingeren)
    veva i gång
    • veva i gång werkwoord (vevar i gång, vevade i gång, vevat i gång)

aanzwengelen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanzwengelen (aanslingeren)
    riva upp

Vertaal Matrix voor aanzwengelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
riva upp aanslingeren; aanzwengelen opbreken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
riva upp bijeenharken; losscheuren; openrijten; openscheuren; oprakelen; rijten; ter sprake brengen; wegbreken
veva i gång aanslingeren; aanzwengelen