Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aanvatten:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanvatten (Nederlands) in het Zweeds

aanvatten:

aanvatten werkwoord (vat aan, vatte aan, vatten aan, aangevat)

  1. aanvatten (aanpakken)
    mottaga; motta
    • mottaga werkwoord (mottager, mottag, mottagit)
    • motta werkwoord (mottar, mottade, mottat)

Conjugations for aanvatten:

o.t.t.
  1. vat aan
  2. vat aan
  3. vat aan
  4. vatten aan
  5. vatten aan
  6. vatten aan
o.v.t.
  1. vatte aan
  2. vatte aan
  3. vatte aan
  4. vatten aan
  5. vatten aan
  6. vatten aan
v.t.t.
  1. heb aangevat
  2. hebt aangevat
  3. heeft aangevat
  4. hebben aangevat
  5. hebben aangevat
  6. hebben aangevat
v.v.t.
  1. had aangevat
  2. had aangevat
  3. had aangevat
  4. hadden aangevat
  5. hadden aangevat
  6. hadden aangevat
o.t.t.t.
  1. zal aanvatten
  2. zult aanvatten
  3. zal aanvatten
  4. zullen aanvatten
  5. zullen aanvatten
  6. zullen aanvatten
o.v.t.t.
  1. zou aanvatten
  2. zou aanvatten
  3. zou aanvatten
  4. zouden aanvatten
  5. zouden aanvatten
  6. zouden aanvatten
diversen
  1. vat aan!
  2. vat aan!
  3. aangevat
  4. aanvattende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanvatten [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanvatten (beetpakken; aangrijpen; aanpakken; aanklampen)
    få tag i

Vertaal Matrix voor aanvatten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
få tag i aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetpakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
få tag i te pakken krijgen; tepakkenkrijgen
motta aanpakken; aanvatten
mottaga aanpakken; aanvatten in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opstrijken