Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aanspreekbaar:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanspreekbaar (Nederlands) in het Zweeds

aanspreekbaar:

aanspreekbaar bijvoeglijk naamwoord

  1. aanspreekbaar (toegankelijk; toeschietelijk; benaderbaar; genaakbaar)
    smidig; smidigt; böjligt; eftergiven; eftergivet

Vertaal Matrix voor aanspreekbaar:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smidig aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk buigzaam; flexibel; meegaand; probleemloos; smeuïg; soepel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
smidigt aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk buigzaam; elastisch; flexibel; gemakkelijk; lenig; meegaand; rekbaar; smeuïg; soepel; veerkrachtig
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
böjligt aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk buigzaam; flexibel; lenig; meegaand; plooibaar; soepel; vouwbaar
eftergiven aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk
eftergivet aanspreekbaar; benaderbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk plooibaar; vouwbaar

Verwante woorden van "aanspreekbaar":

  • aanspreekbaarheid, aanspreekbare

Wiktionary: aanspreekbaar


Cross Translation:
FromToVia
aanspreekbaar tillgänglig abordable — rare|fr Qu’on peut aborder.