Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aanroepen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanroepen (Nederlands) in het Zweeds

aanroepen:

aanroepen werkwoord (roep aan, roept aan, riep aan, riepen aan, aangeroepen)

  1. aanroepen (inroepen; inviteren)
    anropa; inropa; åkalla
    • anropa werkwoord (anropar, anropade, anropat)
    • inropa werkwoord (inropar, inropade, inropat)
    • åkalla werkwoord (åkallar, åkallade, åkallat)
  2. aanroepen (praaien)
    kalla på; ropa; skrika; anropa
    • kalla på werkwoord (kallar på, kallade på, kallat på)
    • ropa werkwoord (ropar, ropade, ropat)
    • skrika werkwoord (skriker, skrek, skrikit)
    • anropa werkwoord (anropar, anropade, anropat)
  3. aanroepen (toeroepen)
    skrika åt; ropa till
    • skrika åt werkwoord (skriker åt, skrek åt, skrikit åt)
    • ropa till werkwoord (ropar till, ropade till, ropat till)
  4. aanroepen (bellen)
    ringa upp
  5. aanroepen
    anropa; anropa funktion

Conjugations for aanroepen:

o.t.t.
  1. roep aan
  2. roept aan
  3. roept aan
  4. roepen aan
  5. roepen aan
  6. roepen aan
o.v.t.
  1. riep aan
  2. riep aan
  3. riep aan
  4. riepen aan
  5. riepen aan
  6. riepen aan
v.t.t.
  1. heb aangeroepen
  2. hebt aangeroepen
  3. heeft aangeroepen
  4. hebben aangeroepen
  5. hebben aangeroepen
  6. hebben aangeroepen
v.v.t.
  1. had aangeroepen
  2. had aangeroepen
  3. had aangeroepen
  4. hadden aangeroepen
  5. hadden aangeroepen
  6. hadden aangeroepen
o.t.t.t.
  1. zal aanroepen
  2. zult aanroepen
  3. zal aanroepen
  4. zullen aanroepen
  5. zullen aanroepen
  6. zullen aanroepen
o.v.t.t.
  1. zou aanroepen
  2. zou aanroepen
  3. zou aanroepen
  4. zouden aanroepen
  5. zouden aanroepen
  6. zouden aanroepen
diversen
  1. roep aan!
  2. roept aan!
  3. aangeroepen
  4. aanroepende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanroepen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanroepen (praaien)
    ropande

Vertaal Matrix voor aanroepen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ropande aanroepen; praaien gegil; geschreeuw
skrika gillen; joelen; kreten; roepen; schreeuwen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anropa aanroepen; inroepen; inviteren; praaien bidden; smeken; verzoeken; vragen
anropa funktion aanroepen
inropa aanroepen; inroepen; inviteren bijhalen
kalla på aanroepen; praaien aanmanen; aanmanen tot een verplichting; manen; sommeren
ringa upp aanroepen; bellen kiezen
ropa aanroepen; praaien blaffen; brullen; bulderen; erbij halen; erbij roepen; roepen; schreeuwen
ropa till aanroepen; toeroepen
skrika aanroepen; praaien blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; gillen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; keffen; krijsen; razen; roepen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgieren; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
skrika åt aanroepen; toeroepen
åkalla aanroepen; inroepen; inviteren inroepen

Wiktionary: aanroepen


Cross Translation:
FromToVia
aanroepen ringa; ringa upp anrufen — (transitiv) (intransitiv) mit jemandem telefonisch in Verbindung treten
aanroepen anropa; åkalla invoquerappeler à son secours, à son aide, par une prière.