Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aanplakken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanplakken (Nederlands) in het Zweeds

aanplakken:

aanplakken [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanplakken (vastplakken)
    klistra ihop

Vertaal Matrix voor aanplakken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klistra ihop aanplakken; vastplakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klistra ihop aan elkaar plakken; aaneen plakken; aaneenplakken; klitten; plakken; vastlijmen

Wiktionary: aanplakken


Cross Translation:
FromToVia
aanplakken limma collerjoindre et faire tenir deux choses ensemble avec de la colle.
aanplakken affischera placardermettre, afficher un placard.