Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aanlopen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanlopen (Nederlands) in het Zweeds

aanlopen:

aanlopen werkwoord (loop aan, loopt aan, liep aan, liepen aan, aangelopen)

  1. aanlopen (komen aanlopen)
    komma; komma på besök
    • komma werkwoord (kommer, komm, kommit)
    • komma på besök werkwoord (kommer på besök, komm på besök, kommit på besök)

Conjugations for aanlopen:

o.t.t.
  1. loop aan
  2. loopt aan
  3. loopt aan
  4. lopen aan
  5. lopen aan
  6. lopen aan
o.v.t.
  1. liep aan
  2. liep aan
  3. liep aan
  4. liepen aan
  5. liepen aan
  6. liepen aan
v.t.t.
  1. ben aangelopen
  2. bent aangelopen
  3. is aangelopen
  4. zijn aangelopen
  5. zijn aangelopen
  6. zijn aangelopen
v.v.t.
  1. was aangelopen
  2. was aangelopen
  3. was aangelopen
  4. waren aangelopen
  5. waren aangelopen
  6. waren aangelopen
o.t.t.t.
  1. zal aanlopen
  2. zult aanlopen
  3. zal aanlopen
  4. zullen aanlopen
  5. zullen aanlopen
  6. zullen aanlopen
o.v.t.t.
  1. zou aanlopen
  2. zou aanlopen
  3. zou aanlopen
  4. zouden aanlopen
  5. zouden aanlopen
  6. zouden aanlopen
diversen
  1. loop aan!
  2. loopt aan!
  3. aangelopen
  4. aanlopende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanlopen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma komma
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma aanlopen; komen aanlopen ejaculeren; klaarkomen
komma på besök aanlopen; komen aanlopen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma uitkomen; uitstromen

Verwante vertalingen van aanlopen