Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aankomen (Nederlands) in het Zweeds

aankomen:

aankomen werkwoord (kom aan, komt aan, kwam aan, kwamen aan, aangekomen)

  1. aankomen (arriveren)
    – na een reis ergens komen 1
    ankomma; anlända
    • ankomma werkwoord (ankommer, ankom, ankommit)
    • anlända werkwoord (anländar, anländade, anländat)
  2. aankomen (finishen; eindigen)
    sluta; avsluta; fullborda
    • sluta werkwoord (slutar, slutade, slutat)
    • avsluta werkwoord (avslutar, avslutade, avslutat)
    • fullborda werkwoord (fullbordar, fullbordade, fullbordat)
  3. aankomen (zwaarder worden; dikker worden)
    – dikker worden 1
    gå upp i vikt; bli tyngre
    • gå upp i vikt werkwoord (går upp i vikt, gick upp i vikt, gått upp i vikt)
    • bli tyngre werkwoord (blir tyngre, blev tyngre, blivit tyngre)
  4. aankomen (op visite gaan; bezoeken; langskomen; )
    besöka
    • besöka werkwoord (besöker, besökte, besökt)
  5. aankomen (op bezoek komen; bezoeken; langskomen; )
    besöka; komma förbi
    • besöka werkwoord (besöker, besökte, besökt)
    • komma förbi werkwoord (kommer förbi, komm förbi, kommit förbi)

Conjugations for aankomen:

o.t.t.
  1. kom aan
  2. komt aan
  3. komt aan
  4. komen aan
  5. komen aan
  6. komen aan
o.v.t.
  1. kwam aan
  2. kwam aan
  3. kwam aan
  4. kwamen aan
  5. kwamen aan
  6. kwamen aan
v.t.t.
  1. ben aangekomen
  2. bent aangekomen
  3. is aangekomen
  4. zijn aangekomen
  5. zijn aangekomen
  6. zijn aangekomen
v.v.t.
  1. was aangekomen
  2. was aangekomen
  3. was aangekomen
  4. waren aangekomen
  5. waren aangekomen
  6. waren aangekomen
o.t.t.t.
  1. zal aankomen
  2. zult aankomen
  3. zal aankomen
  4. zullen aankomen
  5. zullen aankomen
  6. zullen aankomen
o.v.t.t.
  1. zou aankomen
  2. zou aankomen
  3. zou aankomen
  4. zouden aankomen
  5. zouden aankomen
  6. zouden aankomen
diversen
  1. kom aan!
  2. komt aan!
  3. aangekomen
  4. aankomende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aankomen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aankomen (arriveren; komen)
    ankommande

Vertaal Matrix voor aankomen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ankommande aankomen; arriveren; komen aankomsten
avsluta afkrijgen
besöka bezichtigen; bezichtiging
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ankomma aankomen; arriveren
anlända aankomen; arriveren
avsluta aankomen; eindigen; finishen afkrijgen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beëindigen; compleet maken; completeren; een einde maken aan; fiksen; haspelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; laatste gedeelte afmaken; leegeten; naar einde toewerken; op een haspel winden; opeten; opklossen; opwikkelen; opwinden; raken; ten einde zijn; terechtkomen; treffen; uithebben; uitkrijgen; vervolledigen; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
besöka aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; inlopen; langsgaan; langskomen; op bezoek komen; op visite gaan; opzoeken; voorbijkomen buurten
bli tyngre aankomen; dikker worden; zwaarder worden
fullborda aankomen; eindigen; finishen ten einde zijn; totstandbrengen
gå upp i vikt aankomen; dikker worden; zwaarder worden
komma förbi aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aangetroffen worden; binnenvallen; onverwachts langskomen
sluta aankomen; eindigen; finishen afhaken; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; ermee uitscheiden; eruitstappen; geraken; haspelen; naar einde toewerken; op een haspel winden; opgeven; ophouden; opklossen; opwikkelen; opwinden; staken; stoppen; terechtkomen; uitscheiden; verzeilen
- aanraken; arriveren; raken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
komma förbi binnengevallen; langsgekomen

Synoniemen voor "aankomen":


Antoniemen van "aankomen":


Verwante definities voor "aankomen":

  1. dikker worden1
    • ik ben 1 kilo aangekomen1
  2. even vastpakken, ergens met de handen aan zitten.1
    • je mag niet aan mijn zere arm komen!1
  3. pijn doen1
    • die klap kwam hard aan1
  4. even vastpakken, tegen iets of iemand aankomen1
    • mijn arm doet pijn, je mag daar niet aankomen1
  5. na een reis ergens komen1
    • de trein komt om drie uur aan1

Wiktionary: aankomen


Cross Translation:
FromToVia
aankomen komma fram arrive — to get to a certain place
aankomen komma; ; anlända get — arrive at
aankomen öka i vikt put on weight — to become heavier

Verwante vertalingen van aankomen