Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aangebrand:
  2. aanbranden:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aangebrand (Nederlands) in het Zweeds

aangebrand:

aangebrand bijvoeglijk naamwoord

  1. aangebrand (lichtgeraakt; humeurig; gevoelig; korzelig)
    lätt sårat; lätt sårad
  2. aangebrand (geïrriteerd; prikkelbaar; pissig; geprikkeld; geërgerd)
    stött; irriterat

Vertaal Matrix voor aangebrand:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stött beledigde
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
irriterat aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar boos; dol; furieus; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; hels; kwaad; laaiend; nijdig; ontstemd; ontstoken; razend; tierend; woedend; woest
lätt sårad aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt
lätt sårat aangebrand; gevoelig; humeurig; korzelig; lichtgeraakt
stött aangebrand; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; pissig; prikkelbaar gepikeerd; ontstemd; wrevelig

Verwante woorden van "aangebrand":

  • aangebrande

aanbranden:

aanbranden werkwoord (brand aan, brandt aan, brandde aan, brandden aan, aangebrand)

  1. aanbranden
    brinna; bränna
    • brinna werkwoord (brinner, brann, brunnit)
    • bränna werkwoord (bräner, brände, bränt)

Conjugations for aanbranden:

o.t.t.
  1. brand aan
  2. brandt aan
  3. brandt aan
  4. branden aan
  5. branden aan
  6. branden aan
o.v.t.
  1. brandde aan
  2. brandde aan
  3. brandde aan
  4. brandden aan
  5. brandden aan
  6. brandden aan
v.t.t.
  1. ben aangebrand
  2. bent aangebrand
  3. is aangebrand
  4. zijn aangebrand
  5. zijn aangebrand
  6. zijn aangebrand
v.v.t.
  1. was aangebrand
  2. was aangebrand
  3. was aangebrand
  4. waren aangebrand
  5. waren aangebrand
  6. waren aangebrand
o.t.t.t.
  1. zal aanbranden
  2. zult aanbranden
  3. zal aanbranden
  4. zullen aanbranden
  5. zullen aanbranden
  6. zullen aanbranden
o.v.t.t.
  1. zou aanbranden
  2. zou aanbranden
  3. zou aanbranden
  4. zouden aanbranden
  5. zouden aanbranden
  6. zouden aanbranden
diversen
  1. brand aan!
  2. brandt aan!
  3. aangebrand
  4. aanbrandende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor aanbranden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bränna aftikken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brinna aanbranden laaien; ontbranden; ontsteken; ontvlammen; vuur vatten
bränna aanbranden blakeren; branden; cremeren; verassen; verbranden; verschroeien; verzengen; zengen

Verwante definities voor "aanbranden":

  1. het gaat aan de bodem van de pan vastzitten en het wordt zwart1
    • het eten mag niet aanbranden!1

Wiktionary: aanbranden


Cross Translation:
FromToVia
aanbranden befästa; fästa; binda; snöra attacherfixer une chose à une autre, en sorte qu’elle y tenir.