Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanbrengen (Nederlands) in het Zweeds

aanbrengen:

aanbrengen werkwoord (breng aan, brengt aan, bracht aan, brachten aan, aangebracht)

  1. aanbrengen (monteren en aansluiten; installeren; aanleggen; plaatsen)
    sätta ihop; montera
    • sätta ihop werkwoord (sätter ihop, satte ihop, satt ihop)
    • montera werkwoord (monterar, monterade, monterat)
  2. aanbrengen (verraden; uitbrengen; verklikken; )
    förråda; ange; skvallra på
    • förråda werkwoord (förråder, förrådde, förrått)
    • ange werkwoord (anger, angav, angivit)
    • skvallra på werkwoord (skvallrar på, skvallrade på, skvallrat på)

Conjugations for aanbrengen:

o.t.t.
  1. breng aan
  2. brengt aan
  3. brengt aan
  4. brengen aan
  5. brengen aan
  6. brengen aan
o.v.t.
  1. bracht aan
  2. bracht aan
  3. bracht aan
  4. brachten aan
  5. brachten aan
  6. brachten aan
v.t.t.
  1. heb aangebracht
  2. hebt aangebracht
  3. heeft aangebracht
  4. hebben aangebracht
  5. hebben aangebracht
  6. hebben aangebracht
v.v.t.
  1. had aangebracht
  2. had aangebracht
  3. had aangebracht
  4. hadden aangebracht
  5. hadden aangebracht
  6. hadden aangebracht
o.t.t.t.
  1. zal aanbrengen
  2. zult aanbrengen
  3. zal aanbrengen
  4. zullen aanbrengen
  5. zullen aanbrengen
  6. zullen aanbrengen
o.v.t.t.
  1. zou aanbrengen
  2. zou aanbrengen
  3. zou aanbrengen
  4. zouden aanbrengen
  5. zouden aanbrengen
  6. zouden aanbrengen
diversen
  1. breng aan!
  2. brengt aan!
  3. aangebracht
  4. aanbrengende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanbrengen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanbrengen (klikken; overbrengen)
    anmäla
    • anmäla [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aanbrengen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anmäla aanbrengen; klikken; overbrengen
sätta ihop bijeenplaatsing
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ange aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden een lijst maken; invoeren; klikken; opnemen in een lijst; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
anmäla aandienen; aanmelden; aanmonsteren; iets aankondigen; inschrijven
förråda aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
montera aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen koppelen
skvallra på aanbrengen; aangeven; uitbrengen; verklappen; verklikken; verlinken; verraden
sätta ihop aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen formeren; samenschikken

Wiktionary: aanbrengen


Cross Translation:
FromToVia
aanbrengen applikation application — the act of applying
aanbrengen märka; etikettera label — put a ticket or sign on
aanbrengen anklaga; tillkännagiva; vittna om accuserdéférer à la justice quelqu’un comme coupable d’un délit, d’un crime.
aanbrengen använda; begagna; bruka; lägga; ställa; sätta appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
aanbrengen medbringa apporterporter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.
aanbrengen förvärva; förtjäna gagner — Traductions à trier suivant le sens
aanbrengen tränga sig in; framtvingas imposer — Traductions à trier suivant le sens
aanbrengen avleverera; leverera; lämna livrer — Traductions à trier suivant le sens
aanbrengen lägga; ställa; sätta mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
aanbrengen återbära; lämna igen; apportera; tillfoga; vidfästa; överflytta; berätta; meddela; skvallra om; hänföra; anvisa; avkasta; inbringa; föredra; hänföra sig; syfta; likna; överensstämma; åberopa sig; hålla sig rapporterapporter une chose, la remettre au lieu où elle était.
aanbrengen rekrytera; värva recruter — militaire|fr lever des hommes pour le service militaire.
aanbrengen tacka ja till revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.

Verwante vertalingen van aanbrengen