Thema: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

thema:
- tema; innehåll; ämne; huvudtema; position; ställning; ståndpunkt
- tema; scen; skrivbordstema
Wiktionary:
- thema → tema, ämne, fråga

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

thema:
- onderwerpen; thema's

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor thema (Nederlands) in het Zweeds

thema:

thema [het ~] zelfstandig naamwoord

het thema (thema van een boek; subject; onderwerp)
tema; innehåll
- tema [-en] zelfstandig naamwoord
- innehåll [-ett] zelfstandig naamwoord
het thema (onderwerp)
ämne; tema; huvudtema
- ämne [-ett] zelfstandig naamwoord
- tema [-en] zelfstandig naamwoord
- huvudtema zelfstandig naamwoord
het thema (stellingname; houding; standpuntbepaling; standpunt; positie; bewering)
position; ställning; ståndpunkt
- position [-en] zelfstandig naamwoord
- ställning [-en] zelfstandig naamwoord
- ståndpunkt [-en] zelfstandig naamwoord

thema

thema
tema
- tema [-en] zelfstandig naamwoord
thema
scen
- scen [-en] zelfstandig naamwoord
thema (bureaubladthema)
tema; skrivbordstema
- tema [-en] zelfstandig naamwoord
- skrivbordstema

Vertaal Matrix voor thema:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
huvudtema	onderwerp; thema
innehåll	onderwerp; subject; thema; thema van een boek	aanbevolen inhoud; behelzen; betekenis; capaciteit; grootte in de ruimte; inhoud; inhouden; inhoudsruimte; strekking; tendens; volume; waarmee iets gevuld is; wat ergens in zit
position	bewering; houding; positie; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema	baan; dienstbetrekking; functie; gesteldheid; job; ligging; positie; staat; toestand
scen	thema	etappe; parcoursetappe; podium; scène; toneel; toneelpodium
ställning	bewering; houding; positie; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema	hefinstallatie; latwerk; ligging; pijnbank; positie; rek; stellage; stelling
ståndpunkt	bewering; houding; positie; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema	aspect; facet; gezindheid; opzicht; overtuiging; vaststaande mening
tema	bureaubladthema; onderwerp; subject; thema; thema van een boek
ämne	onderwerp; thema	issue; kwestie; onderdaan; onderwerp; onderwerpen; punt; thema's
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
skrivbordstema	bureaubladthema; thema

Verwante woorden van "thema":

themaatje, themaatjes

Wiktionary: thema

Cross Translation:

From	To	Via
• thema	→ tema; ämne	↔ Thema — Musik: Hauptteil, dessen Ideen oder Harmoniefolgen in Improvisationen oder weiteren Teilen ausgearbeitet, paraphrasiert oder imitiert werden
• thema	→ tema; ämne	↔ Thema — Literatur: Gegenstand oder Grundgedanke zum Beispiel einer schriftlichen Arbeit oder eines literarischen Werkes
• thema	→ fråga	↔ question — topic under discussion

Verwante vertalingen van thema

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor thema (Zweeds) in het Nederlands

thema:

thema zelfstandig naamwoord

thema (ämne)
de onderwerpen; de thema's
- onderwerpen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- thema's [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor thema:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
onderwerpen	thema; ämne
thema's	thema; ämne
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
onderwerpen		bemäktiga; kontrollera; tämja; underkasta sig; vara rådande

Verwante vertalingen van thema

huvud thema

Nederlandse en Zweedse zoekresultaten voor: thema

Uitgebreide vertaling voor thema (Nederlands) in het Zweeds

thema:

thema [het ~] zelfstandig naamwoord

het thema (thema van een boek; subject; onderwerp)

het thema (onderwerp)

het thema (stellingname; houding; standpuntbepaling; standpunt; positie; bewering)

thema

thema

thema

thema (bureaubladthema)

Vertaal Matrix voor thema:

Verwante woorden van "thema":

Wiktionary: thema

Verwante vertalingen van thema

Uitgebreide vertaling voor thema (Zweeds) in het Nederlands

thema:

thema zelfstandig naamwoord

thema (ämne)

Vertaal Matrix voor thema:

Verwante vertalingen van thema