Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor snorren (Nederlands) in het Zweeds
snorren:
Conjugations for snorren:
o.t.t.
- snor
- snort
- snort
- snorren
- snorren
- snorren
o.v.t.
- snorde
- snorde
- snorde
- snorden
- snorden
- snorden
v.t.t.
- heb gesnord
- hebt gesnord
- heeft gesnord
- hebben gesnord
- hebben gesnord
- hebben gesnord
v.v.t.
- had gesnord
- had gesnord
- had gesnord
- hadden gesnord
- hadden gesnord
- hadden gesnord
o.t.t.t.
- zal snorren
- zult snorren
- zal snorren
- zullen snorren
- zullen snorren
- zullen snorren
o.v.t.t.
- zou snorren
- zou snorren
- zou snorren
- zouden snorren
- zouden snorren
- zouden snorren
en verder
- ben gesnord
- bent gesnord
- is gesnord
- zijn gesnord
- zijn gesnord
- zijn gesnord
diversen
- snor!
- snort!
- gesnord
- snorrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de snorren (knevels; snorbaarden)
Vertaal Matrix voor snorren:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mustacher | knevels; snorbaarden; snorren | |
snarka | snurken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
snarka | knorren; ronken; snorren; zagen | snurken |
Verwante woorden van "snorren":
Wiktionary: snorren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• snorren | → surra | ↔ bourdonner — À trier |
• snorren | → leta; söka | ↔ railler — plaisanter quelqu’un ou quelque chose, lui parler ou en parler avec moquerie. |
• snorren | → spinna | ↔ ronronner — faire entendre les ronrons, émettre un ronflement sourd et continu, en parlant d'un chat ou d'un félin, qui exprime en général son contentement. |
snor:
Vertaal Matrix voor snor:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mustasch | knevel; snor; snorbaard | |
polisonger | knevel; snor; snorbaard | bakkebaard; tochtlatjes |
Verwante woorden van "snor":
Wiktionary: snor
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• snor | → mustasch | ↔ moustache — hair on upper lip |
• snor | → morrhår | ↔ whisker — long projecting hair at the sides of the mouth of a cat |
• snor | → mustasch | ↔ Schnurrbart — großer Oberlippenbart |
• snor | → mustasch | ↔ moustache — anatomie|fr poils qui pousser au- dessus de la lèvre supérieure. |
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor snorren (Zweeds) in het Nederlands
snorren: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- snor: snot
- ren: rendier; net; schoon; proper; rein; kuis; deugdzaam; zedig; eerzaam; netjes; gaaf; zuiver; ongerept; gereinigd; onaangeraakt; gekuist; virginaal; zedig gemaakt; onschuldig; puur; ordelijk; louter; opgeruimd; pure; zuivere; maagdelijk; onbevlekt; onversneden; onvermengd
- sno: stelen; gappen; snaaien; wegpikken; weggraaien; pikken; achterhouden; vervreemden; verduisteren; jatten; inpikken; kroelen; ontvreemden; wegkapen; verdonkeremanen; achteroverdrukken; wegfutselen
- ören: centen; geldstukken; duiten