Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kruk:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kruk (Nederlands) in het Zweeds

kruk:

kruk [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de kruk (zwengel; slinger)
    vev; vevsläng
    • vev [-en] zelfstandig naamwoord
    • vevsläng zelfstandig naamwoord
  2. de kruk (taboeret; pianokrukje; poef; krukje)
    pall
    • pall [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de kruk (deurklink; klink; hendel)
    dörrklinka
  4. de kruk (klungel; klungelaar; stumper; stoethaspel)
    fuskare; klåpare
  5. de kruk (deurkruk; deurklink)
    dörrhandtag

Vertaal Matrix voor kruk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dörrhandtag deurklink; deurkruk; kruk deurklinken; deurknop; deurkrukken
dörrklinka deurklink; hendel; klink; kruk
fuskare klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper beunhaas; broddelaars; kladders; klieders; klungels; knoeier; knoeiers; koekenbakker; koekhakker; misleider; prutser
klåpare klungel; klungelaar; kruk; stoethaspel; stumper beunhaas; broddelaars; kladders; klieders; klungels; knoeier; knoeiers; knoeipot; knoeipotten; koekenbakker; koekhakker; morser; morsers; prutser; prutsers
pall kruk; krukje; pianokrukje; poef; taboeret voetbankje
vev kruk; slinger; zwengel
vevsläng kruk; slinger; zwengel

Verwante woorden van "kruk":


Wiktionary: kruk


Cross Translation:
FromToVia
kruk krycka crutch — device to assist in motion as a cane
kruk pall stool — a seat
kruk krycka KrückeMedizin: mit einem Handgriff versehener Stock für an den Beinen verletzte oder gehbehinderte Personen
kruk krycka béquille — Canne surmontée d’un support