Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. welzijn:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor welzijn (Nederlands) in het Zweeds

welzijn:

welzijn [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het welzijn (voorspoed; heil)
    framgångar
  2. het welzijn (gezondheid)
    friskhet; välbefinnande; hälsa; sundhet

Vertaal Matrix voor welzijn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
framgångar heil; voorspoed; welzijn
friskhet gezondheid; welzijn kwiekheid; versheid
hälsa gezondheid; welzijn saluutschot; status
sundhet gezondheid; welzijn betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; soliditeit; stevigheid
välbefinnande gezondheid; welzijn
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hälsa begroeten; gedag zeggen; groeten; salueren

Wiktionary: welzijn


Cross Translation:
FromToVia
welzijn frisk; vid god hälsa health — state of being free of physical or psychological disease, illness, or malfunction
welzijn välbefinnande Wohlergehen — Zustand, in dem sich jemand gut fühlt und sich in guter Verfassung befindet