Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voortkomen (Nederlands) in het Zweeds
voortkomen:
-
voortkomen (ontstaan)
-
voortkomen (afstammen; afkomstig zijn; stammen; ontspruiten; spruiten)
Conjugations for voortkomen:
o.t.t.
- kom voort
- komt voort
- komt voort
- komen voort
- komen voort
- komen voort
o.v.t.
- kwam voort
- kwam voort
- kwam voort
- kwamen voort
- kwamen voort
- kwamen voort
v.t.t.
- ben voortgekomen
- bent voortgekomen
- is voortgekomen
- zijn voortgekomen
- zijn voortgekomen
- zijn voortgekomen
v.v.t.
- was voortgekomen
- was voortgekomen
- was voortgekomen
- waren voortgekomen
- waren voortgekomen
- waren voortgekomen
o.t.t.t.
- zal voortkomen
- zult voortkomen
- zal voortkomen
- zullen voortkomen
- zullen voortkomen
- zullen voortkomen
o.v.t.t.
- zou voortkomen
- zou voortkomen
- zou voortkomen
- zouden voortkomen
- zouden voortkomen
- zouden voortkomen
diversen
- kom voort!
- komt voort!
- voortgekomen
- voortkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor voortkomen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bli | ontstaan; voortkomen | betamen; passen; worden |
härstamma från | afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen | ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen uit |
komma ifrån | afkomstig zijn; afstammen; ontspruiten; spruiten; stammen; voortkomen | afraken van; dalen |
uppkomma | ontstaan; voortkomen | omhoogrijzen; ontspinnen; oprijzen; rijzen; spruiten; voortspruiten |
uppstå | ontstaan; voortkomen | ontspinnen; oprijzen; rijzen; spruiten; voortspruiten |