Nederlands
Uitgebreide vertaling voor losbranden (Nederlands) in het Zweeds
losbranden:
-
losbranden (openbranden)
Conjugations for losbranden:
o.t.t.
- brand los
- brandt los
- brandt los
- branden los
- branden los
- branden los
o.v.t.
- brandde los
- brandde los
- brandde los
- brandden los
- brandden los
- brandden los
v.t.t.
- ben losgebrand
- bent losgebrand
- is losgebrand
- zijn losgebrand
- zijn losgebrand
- zijn losgebrand
v.v.t.
- was losgebrand
- was losgebrand
- was losgebrand
- waren losgebrand
- waren losgebrand
- waren losgebrand
o.t.t.t.
- zal losbranden
- zult losbranden
- zal losbranden
- zullen losbranden
- zullen losbranden
- zullen losbranden
o.v.t.t.
- zou losbranden
- zou losbranden
- zou losbranden
- zouden losbranden
- zouden losbranden
- zouden losbranden
en verder
- heb erop losgebrand
- hebt erop losgebrand
- heeft erop losgebrand
- hebben erop losgebrand
- hebben erop losgebrand
- hebben erop losgebrand
diversen
- brand los!
- brandt los!
- losgebrand
- losbrandend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor losbranden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bränna loss | losbranden; openbranden |
Wiktionary: losbranden
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• losbranden | → ge sig iväg | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |