Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- laptop:
- oplappen:
-
Wiktionary:
- laptop → bärbar dator, laptop
- laptop → portföljdator, bärbar dator, laptop
- oplappen → flicka
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor laptop (Nederlands) in het Zweeds
laptop:
-
de laptop
Vertaal Matrix voor laptop:
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bärbar dator | laptop | draagbare computer |
Wiktionary: laptop
laptop
Cross Translation:
noun
-
kleine draagbare computer
- laptop → bärbar dator; laptop
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• laptop | → portföljdator; bärbar dator; laptop | ↔ laptop — computing: a laptop computer |
• laptop | → laptop; bärbar dator | ↔ portable — Ordinateur portable |
oplappen:
-
oplappen (opkalefateren; opknappen; opvijzelen)
Conjugations for oplappen:
o.t.t.
- lap op
- lapt op
- lapt op
- lappen op
- lappen op
- lappen op
o.v.t.
- lapte op
- lapte op
- lapte op
- lapten op
- lapten op
- lapten op
v.t.t.
- heb opgelapt
- hebt opgelapt
- heeft opgelapt
- hebben opgelapt
- hebben opgelapt
- hebben opgelapt
v.v.t.
- had opgelapt
- had opgelapt
- had opgelapt
- hadden opgelapt
- hadden opgelapt
- hadden opgelapt
o.t.t.t.
- zal oplappen
- zult oplappen
- zal oplappen
- zullen oplappen
- zullen oplappen
- zullen oplappen
o.v.t.t.
- zou oplappen
- zou oplappen
- zou oplappen
- zouden oplappen
- zouden oplappen
- zouden oplappen
en verder
- ben opgelapt
- bent opgelapt
- is opgelapt
- zijn opgelapt
- zijn opgelapt
- zijn opgelapt
diversen
- lap op!
- lapt op!
- opgelapt
- oplappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
oplappen (dokteren)
praktisera som läkare-
praktisera som läkare zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor oplappen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
praktisera som läkare | dokteren; oplappen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hjälpa fram | opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen | verderhelpen; vooruithelpen |
hjälpa upp | opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen | |
puffa för | opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen | |
skjuta fram | opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen |
Zweeds