Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. laptop:
  2. oplappen:
  3. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. laptop:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor laptop (Nederlands) in het Zweeds

laptop:

laptop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de laptop

Vertaal Matrix voor laptop:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
bärbar dator laptop draagbare computer

Wiktionary: laptop

laptop
noun
  1. kleine draagbare computer

Cross Translation:
FromToVia
laptop portföljdator; bärbar dator; laptop laptop — computing: a laptop computer
laptop laptop; bärbar dator portable — Ordinateur portable

oplappen:

oplappen werkwoord (lap op, lapt op, lapte op, lapten op, opgelapt)

  1. oplappen (opkalefateren; opknappen; opvijzelen)
    hjälpa fram; puffa för; skjuta fram; hjälpa upp
    • hjälpa fram werkwoord (hjälper fram, hjälpte fram, hjälpt fram)
    • puffa för werkwoord (puffar för, puffade för, puffat för)
    • skjuta fram werkwoord (skjuter fram, sköt fram, skjutit fram)
    • hjälpa upp werkwoord (hjälper upp, hjälpte upp, hjälpt upp)

Conjugations for oplappen:

o.t.t.
  1. lap op
  2. lapt op
  3. lapt op
  4. lappen op
  5. lappen op
  6. lappen op
o.v.t.
  1. lapte op
  2. lapte op
  3. lapte op
  4. lapten op
  5. lapten op
  6. lapten op
v.t.t.
  1. heb opgelapt
  2. hebt opgelapt
  3. heeft opgelapt
  4. hebben opgelapt
  5. hebben opgelapt
  6. hebben opgelapt
v.v.t.
  1. had opgelapt
  2. had opgelapt
  3. had opgelapt
  4. hadden opgelapt
  5. hadden opgelapt
  6. hadden opgelapt
o.t.t.t.
  1. zal oplappen
  2. zult oplappen
  3. zal oplappen
  4. zullen oplappen
  5. zullen oplappen
  6. zullen oplappen
o.v.t.t.
  1. zou oplappen
  2. zou oplappen
  3. zou oplappen
  4. zouden oplappen
  5. zouden oplappen
  6. zouden oplappen
en verder
  1. ben opgelapt
  2. bent opgelapt
  3. is opgelapt
  4. zijn opgelapt
  5. zijn opgelapt
  6. zijn opgelapt
diversen
  1. lap op!
  2. lapt op!
  3. opgelapt
  4. oplappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oplappen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. oplappen (dokteren)

Vertaal Matrix voor oplappen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
praktisera som läkare dokteren; oplappen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hjälpa fram opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen verderhelpen; vooruithelpen
hjälpa upp opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen
puffa för opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen
skjuta fram opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen

Wiktionary: oplappen


Cross Translation:
FromToVia
oplappen flicka rapiécermettre des pièces à du linge, à des habits, à des meubles.



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor laptop (Zweeds) in het Nederlands


Wiktionary: laptop

laptop
noun
  1. kleine draagbare computer

Cross Translation:
FromToVia
laptop laptop; notebook laptop — computing: a laptop computer
laptop laptop portable — Ordinateur portable