Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. mis:
  2. missen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor mis (Nederlands) in het Zweeds

mis:

mis [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de mis (dienst; kerkviering)
    gudstjänst

mis bijvoeglijk naamwoord

  1. mis (onjuist; verkeerd; foutief; )
    fel
    • fel bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor mis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fel abuis; blaam; bug; defect; dwaling; euvel; feil; fout; fouten; gebrek; gebreken; incorrectheid; machinedefect; mankement; mankementen; misgreep; misslag; misstap; ongelijk; ongemakken; onjuistheid; onrecht; ontstentenis; onvolkomenheid; vergissing; wanprestatie
gudstjänst dienst; kerkviering; mis kerkdienst
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fel ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd abusief; doorelkaar; in de war
gudstjänst godgeleerd; theologisch

Verwante woorden van "mis":


Wiktionary: mis


Cross Translation:
FromToVia
mis mässa mass — religion: Eucharist
mis mässa mass — religion: celebration of the Eucharist
mis mässa mass — religion: sacrament of the Eucharist
mis mässa mass — musical setting of parts of the mass
mis mässa mess — Mass; church service
mis fel; felaktig; inkorrekt wrong — incorrect
mis fel wrong — not working

mis vorm van missen:

missen werkwoord (mis, mist, miste, misten, gemist)

  1. missen (vermissen)
    vara saknad
    • vara saknad werkwoord (är saknad, var saknad, varit saknad)
  2. missen (iets mislopen; mislopen)
    missa; förbise
    • missa werkwoord (missar, missade, missat)
    • förbise werkwoord (förbiser, förbisåg, förbisett)

Conjugations for missen:

o.t.t.
  1. mis
  2. mist
  3. mist
  4. missen
  5. missen
  6. missen
o.v.t.
  1. miste
  2. miste
  3. miste
  4. misten
  5. misten
  6. misten
v.t.t.
  1. heb gemist
  2. hebt gemist
  3. heeft gemist
  4. hebben gemist
  5. hebben gemist
  6. hebben gemist
v.v.t.
  1. had gemist
  2. had gemist
  3. had gemist
  4. hadden gemist
  5. hadden gemist
  6. hadden gemist
o.t.t.t.
  1. zal missen
  2. zult missen
  3. zal missen
  4. zullen missen
  5. zullen missen
  6. zullen missen
o.v.t.t.
  1. zou missen
  2. zou missen
  3. zou missen
  4. zouden missen
  5. zouden missen
  6. zouden missen
diversen
  1. mis!
  2. mist!
  3. gemist
  4. missend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor missen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förbise iets mislopen; mislopen; missen over het hoofd zien
missa iets mislopen; mislopen; missen afwezig zijn; mankeren; mistasten; ontbreken; verzuimen; voorbijzien
vara saknad missen; vermissen

Verwante woorden van "missen":


Antoniemen van "missen":


Verwante definities voor "missen":

  1. het niet halen of raken1
    • ik heb de trein gemist1
  2. het niet langer hebben1
    • ik mis mijn portemonnee1
  3. voelen dat hij er niet is1
    • mijn vader is op vakantie, ik mis hem wel1

Wiktionary: missen


Cross Translation:
FromToVia
missen fattas; sakna lack — be without, need, require
missen missa; bomma miss — to fail to hit
missen sakna miss — to feel the absence of someone or something
missen undvika miss — to avoid
missen missa miss — to be late for something
missen sakna; undvara entbehren — K|trans.|gehoben das Nichtvorhandensein einer Person beziehungsweise einer Sache als persönlichen Mangel empfindend erdulden müssen
missen saknas; missa manquer — (vieilli) faillir, tomber en faute.
missen missa rater — Ne pas partir, en parlant d’une arme à feu. (Sens général).

Verwante vertalingen van mis