Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verschuiven (Nederlands) in het Zweeds

verschuiven:

verschuiven werkwoord (verschuif, verschuift, verschoof, verschoven, verschoven)

  1. verschuiven (verplaatsen; disloqueren; verleggen; )
    flytta; flytta bort
    • flytta werkwoord (flyttar, flyttade, flyttat)
    • flytta bort werkwoord (flyttar bort, flyttade bort, flyttat bort)
  2. verschuiven (voor zich uitschuiven; uitstellen; vertragen; )
    skjuta på; senarelägga
    • skjuta på werkwoord (skjuter på, sköt på, skjutit på)
    • senarelägga werkwoord (senarelägger, senarela, senarelagt)
  3. verschuiven (schuivend verplaatsen; voor zich uitschuiven)
    flytta
    • flytta werkwoord (flyttar, flyttade, flyttat)
  4. verschuiven

Conjugations for verschuiven:

o.t.t.
  1. verschuif
  2. verschuift
  3. verschuift
  4. verschuiven
  5. verschuiven
  6. verschuiven
o.v.t.
  1. verschoof
  2. verschoof
  3. verschoof
  4. verschoven
  5. verschoven
  6. verschoven
v.t.t.
  1. heb verschoven
  2. hebt verschoven
  3. heeft verschoven
  4. hebben verschoven
  5. hebben verschoven
  6. hebben verschoven
v.v.t.
  1. had verschoven
  2. had verschoven
  3. had verschoven
  4. hadden verschoven
  5. hadden verschoven
  6. hadden verschoven
o.t.t.t.
  1. zal verschuiven
  2. zult verschuiven
  3. zal verschuiven
  4. zullen verschuiven
  5. zullen verschuiven
  6. zullen verschuiven
o.v.t.t.
  1. zou verschuiven
  2. zou verschuiven
  3. zou verschuiven
  4. zouden verschuiven
  5. zouden verschuiven
  6. zouden verschuiven
diversen
  1. verschuif!
  2. verschuift!
  3. verschoven
  4. verschuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verschuiven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flytta uitnemen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flytta disloqueren; roeren; schuivend verplaatsen; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven bewegen; iets verplaatsen; omruilen; omwisselen; overplaatsen; ruilen; standplaats veranderen; verhuizen; verkassen; verleggen; verplaatsen; verrijden; vertillen; verwisselen; wisselen; zich verplaatsen
flytta bort disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
senarelägga opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
skjuta på opschorten; opschuiven; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven aanjagen; aansporen; beschieten; bestoken; neerschieten; opjutten; porren; schieten op
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
flytta en bildpunkt verschuiven

Wiktionary: verschuiven


Cross Translation:
FromToVia
verschuiven uppskjuta; senarelägga postpone — to delay or put off an event
verschuiven skjuta upp verschieben — etwas von einem an einen anderen Ort bewegen
verschuiven uppskjuta; stämma ajournerremettre à un autre jour.
verschuiven variera différer — Traductions à trier suivant le sens
verschuiven backa; rygga; baklänges reculertirer ou pousser un objet en arrière.
verschuiven förjaga renvoyerenvoyer de nouveau.