Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. spiegelen:
  2. Spiegelen:
  3. spiegel:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor spiegelen (Nederlands) in het Zweeds

spiegelen:

spiegelen werkwoord

  1. spiegelen
    vända
    • vända werkwoord (vänder, vändde, vänt)

Vertaal Matrix voor spiegelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vända spiegelen draaien; iets omdraaien; kenteren; keren; omkeren; omwenden; rondwentelen; wenden

Wiktionary: spiegelen


Cross Translation:
FromToVia
spiegelen förjaga renvoyerenvoyer de nouveau.
spiegelen begrunda; besinna; betänka; övertänka réfléchir — À trier

Spiegelen:

Spiegelen werkwoord

  1. Spiegelen

Vertaal Matrix voor Spiegelen:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Spegelvänd Spiegelen

spiegelen vorm van spiegel:

spiegel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de spiegel
    spegel
    • spegel [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor spiegel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spegel spiegel kapspiegel; toiletspiegel

Verwante woorden van "spiegel":

  • spiegelen, spiegels, spiegeltje, spiegeltjes

Verwante definities voor "spiegel":

  1. plat glas met zilverkleurige laag dat het beeld weerkaatst1
    • ik zag in de spiegel dat mijn haar niet goed zat1

Wiktionary: spiegel


Cross Translation:
FromToVia
spiegel spegel mirror — smooth reflecting surface