Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beschimmelen (Nederlands) in het Zweeds
beschimmelen:
-
beschimmelen (schimmelen)
Conjugations for beschimmelen:
o.t.t.
- beschimmel
- beschimmelt
- beschimmelt
- beschimmellen
- beschimmellen
- beschimmellen
o.v.t.
- beschimmelde
- beschimmelde
- beschimmelde
- beschimmelden
- beschimmelden
- beschimmelden
v.t.t.
- ben beschimmeld
- bent beschimmeld
- is beschimmeld
- zijn beschimmeld
- zijn beschimmeld
- zijn beschimmeld
v.v.t.
- was beschimmeld
- was beschimmeld
- was beschimmeld
- waren beschimmeld
- waren beschimmeld
- waren beschimmeld
o.t.t.t.
- zal beschimmelen
- zult beschimmelen
- zal beschimmelen
- zullen beschimmelen
- zullen beschimmelen
- zullen beschimmelen
o.v.t.t.
- zou beschimmelen
- zou beschimmelen
- zou beschimmelen
- zouden beschimmelen
- zouden beschimmelen
- zouden beschimmelen
diversen
- beschimmel!
- beschimmelt!
- beschimmeld
- beschimmelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beschimmelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
mögla | beschimmelen; schimmelen | verschimmelen |
Wiktionary: beschimmelen
beschimmelen
Cross Translation:
verb
-
aangevreten worden door schimmels
- beschimmelen → mögla
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beschimmelen | → mögla | ↔ moisir — se couvrir de moisissure. |