Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor veroorzaken (Nederlands) in het Zweeds
veroorzaken:
-
veroorzaken (aanrichten; aandoen; aanstichten)
-
veroorzaken (berokkenen; aandoen)
-
veroorzaken (teweegbrengen)
Conjugations for veroorzaken:
o.t.t.
- veroorzaak
- veroorzaakt
- veroorzaakt
- veroorzaken
- veroorzaken
- veroorzaken
o.v.t.
- veroorzaakte
- veroorzaakte
- veroorzaakte
- veroorzaakten
- veroorzaakten
- veroorzaakten
v.t.t.
- heb veroorzaakt
- hebt veroorzaakt
- heeft veroorzaakt
- hebben veroorzaakt
- hebben veroorzaakt
- hebben veroorzaakt
v.v.t.
- had veroorzaakt
- had veroorzaakt
- had veroorzaakt
- hadden veroorzaakt
- hadden veroorzaakt
- hadden veroorzaakt
o.t.t.t.
- zal veroorzaken
- zult veroorzaken
- zal veroorzaken
- zullen veroorzaken
- zullen veroorzaken
- zullen veroorzaken
o.v.t.t.
- zou veroorzaken
- zou veroorzaken
- zou veroorzaken
- zouden veroorzaken
- zouden veroorzaken
- zouden veroorzaken
diversen
- veroorzaak!
- veroorzaakt!
- veroorzaakt
- veroorzakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor veroorzaken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anstifta | instigeren; opwekken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
anstifta | aandoen; berokkenen; veroorzaken | |
förorsaka | aandoen; berokkenen; teweegbrengen; veroorzaken | |
orsaka | aandoen; aanrichten; aanstichten; berokkenen; veroorzaken | tot stand brengen; verwekken; voor elkaar krijgen |
utlösa | aandoen; berokkenen; veroorzaken | |
- | verwekken; wekken | |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
utlösa | activeren |
Synoniemen voor "veroorzaken":
Verwante definities voor "veroorzaken":
Wiktionary: veroorzaken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• veroorzaken | → förorsaka; orsaka | ↔ cause — to set off an event or action |
• veroorzaken | → få fram | ↔ elicit — To draw out, bring out. |
• veroorzaken | → förorsaka; tala | ↔ causer — être cause de ; occasionner, provoquer. |
• veroorzaken | → föranleda; förorsaka; orsaka | ↔ déterminer — fixer les limites de, délimiter précisément. |
• veroorzaken | → föranleda; förorsaka; orsaka | ↔ procurer — faire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins. |