Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verhalen (Nederlands) in het Zweeds
verhalen:
-
verhalen (vertellen; zeggen; beschrijven; uiteenzetten; mededelen)
-
verhalen (verhaal vertellen; vertellen)
Conjugations for verhalen:
o.t.t.
- verhaal
- verhaalt
- verhaalt
- verhalen
- verhalen
- verhalen
o.v.t.
- verhaalde
- verhaalde
- verhaalde
- verhaalden
- verhaalden
- verhaalden
v.t.t.
- heb verhaald
- hebt verhaald
- heeft verhaald
- hebben verhaald
- hebben verhaald
- hebben verhaald
v.v.t.
- had verhaald
- had verhaald
- had verhaald
- hadden verhaald
- hadden verhaald
- hadden verhaald
o.t.t.t.
- zal verhalen
- zult verhalen
- zal verhalen
- zullen verhalen
- zullen verhalen
- zullen verhalen
o.v.t.t.
- zou verhalen
- zou verhalen
- zou verhalen
- zouden verhalen
- zouden verhalen
- zouden verhalen
diversen
- verhaal!
- verhaalt!
- verhaald
- verhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze