Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor beven (Nederlands) in het Zweeds
beven:
Conjugations for beven:
o.t.t.
- beef
- beeft
- beeft
- beven
- beven
- beven
o.v.t.
- beefde
- beefde
- beefde
- beefden
- beefden
- beefden
v.t.t.
- heb gebeefd
- hebt gebeefd
- heeft gebeefd
- hebben gebeefd
- hebben gebeefd
- hebben gebeefd
v.v.t.
- had gebeefd
- had gebeefd
- had gebeefd
- hadden gebeefd
- hadden gebeefd
- hadden gebeefd
o.t.t.t.
- zal beven
- zult beven
- zal beven
- zullen beven
- zullen beven
- zullen beven
o.v.t.t.
- zou beven
- zou beven
- zou beven
- zouden beven
- zouden beven
- zouden beven
diversen
- beef!
- beeft!
- gebeefd
- bevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor beven:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bävande | beven | |
gunga | schommel | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
darra | beven; bibberen; rillen; sidderen | bibberen; heen en weer bewegen; klappertanden; kleumen; koulijden; popelen; schudden |
gunga | beven; schudden; trillen | bengelen; deinen; golven; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegelen; wiegen; zwaaien; zwenken |
huttra | beven; bibberen; rillen | bibberen; griezelen; gruwen; huiveren; klappertanden; kleumen; koulijden |
rysa | beven; bibberen; rillen | |
skaka | beven; schudden; sidderen; trillen | bibberen; griezelen; gruwen; heen en weer bewegen; huiveren; klappertanden; kleumen; koulijden; omschudden; schudden; stuiptrekken; trillen; vibreren |
skälva | beven; bibberen; rillen; sidderen | popelen |
Wiktionary: beven
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• beven | → skaka | ↔ beben — sich durch äußere, physikalische Einwirkung erschüttern, heftig zittern, vibrieren |
• beven | → darra; skaka | ↔ zittern — kleine, unkontrollierte, wiederholte Hin- und Herbewegungen ausführen |
• beven | → bäva; dallra; darra; skälva | ↔ trembler — Être agité de petites et fréquentes secousses. (Sens général) |