Nederlands
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor Spanje (Zweeds) in het Nederlands
Spanje: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- spöa: toetakelen; aftuigen; afranselen; aframmelen; afrossen; in elkaar timmeren; iemand toetakelen
- nöje: lol; keet; gein; jolijt; pretmakerij; genot; lust; pret; leut; jool; plezier; genoegen; aardigheid; genieten; geneugte; grap; tijdverdrijf; uiting van vrolijkheid; trap; schop; grapjes; schertsen; voetbeweging; lolletjes; entertainment
- spå: voorspellen; wichelen; kaartleggen