Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor feestvieren (Nederlands) in het Zweeds
feestvieren:
-
feestvieren (celebreren; vieren; feesten)
Conjugations for feestvieren:
o.t.t.
- vier feest
- viert feest
- viert feest
- vieren feest
- vieren feest
- vieren feest
o.v.t.
- vierde feest
- vierde feest
- vierde feest
- vierden feest
- vierden feest
- vierden feest
v.t.t.
- heb feestgevierd
- hebt feestgevierd
- heeft feestgevierd
- hebben feestgevierd
- hebben feestgevierd
- hebben feestgevierd
v.v.t.
- had feestgevierd
- had feestgevierd
- had feestgevierd
- hadden feestgevierd
- hadden feestgevierd
- hadden feestgevierd
o.t.t.t.
- zal feestvieren
- zult feestvieren
- zal feestvieren
- zullen feestvieren
- zullen feestvieren
- zullen feestvieren
o.v.t.t.
- zou feestvieren
- zou feestvieren
- zou feestvieren
- zouden feestvieren
- zouden feestvieren
- zouden feestvieren
diversen
- vier feest!
- viert feest!
- feestgevierd
- feestvierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor feestvieren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
celebrera | celebreren; feesten; feestvieren; vieren | |
fira | celebreren; feesten; feestvieren; vieren | laten vieren; lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen; vieren |