Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor corresponderen (Nederlands) in het Zweeds

corresponderen:

corresponderen werkwoord (correspondeer, correspondeert, correspondeerde, correspondeerden, gecorrespondeerd)

  1. corresponderen (overeenkomstig zijn)
    korrespondera med
    • korrespondera med werkwoord (korresponderar med, korresponderade med, korresponderat med)
  2. corresponderen (een briefwisseling hebben; schrijven)
    skriva; upphålla en brevväxling; korrespondera
    • skriva werkwoord (skriver, skrev, skrivit)
    • upphålla en brevväxling werkwoord (upphåller en brevväxling, upphöll en brevväxling, upphållit en brevväxling)
    • korrespondera werkwoord (korresponderar, korresponderade, korresponderat)
  3. corresponderen (overeenkomen; stroken; overeenstemmen)
    överenskomma med
    • överenskomma med werkwoord (överenskommer med, överenskomm med, överenskommit med)

Conjugations for corresponderen:

o.t.t.
  1. correspondeer
  2. correspondeert
  3. correspondeert
  4. corresponderen
  5. corresponderen
  6. corresponderen
o.v.t.
  1. correspondeerde
  2. correspondeerde
  3. correspondeerde
  4. correspondeerden
  5. correspondeerden
  6. correspondeerden
v.t.t.
  1. heb gecorrespondeerd
  2. hebt gecorrespondeerd
  3. heeft gecorrespondeerd
  4. hebben gecorrespondeerd
  5. hebben gecorrespondeerd
  6. hebben gecorrespondeerd
v.v.t.
  1. had gecorrespondeerd
  2. had gecorrespondeerd
  3. had gecorrespondeerd
  4. hadden gecorrespondeerd
  5. hadden gecorrespondeerd
  6. hadden gecorrespondeerd
o.t.t.t.
  1. zal corresponderen
  2. zult corresponderen
  3. zal corresponderen
  4. zullen corresponderen
  5. zullen corresponderen
  6. zullen corresponderen
o.v.t.t.
  1. zou corresponderen
  2. zou corresponderen
  3. zou corresponderen
  4. zouden corresponderen
  5. zouden corresponderen
  6. zouden corresponderen
diversen
  1. correspondeer!
  2. correspondeert!
  3. gecorrespondeerd
  4. corresponderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor corresponderen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
korrespondera corresponderen; een briefwisseling hebben; schrijven
korrespondera med corresponderen; overeenkomstig zijn
skriva corresponderen; een briefwisseling hebben; schrijven kalken; op papier zetten; pennen; schrijven; typen
upphålla en brevväxling corresponderen; een briefwisseling hebben; schrijven
överenskomma med corresponderen; overeenkomen; overeenstemmen; stroken

Wiktionary: corresponderen


Cross Translation:
FromToVia
corresponderen motsvara correspond — To be equivalent or similar in character, quantity, quality, origin, structure, function etc
corresponderen brevväxla; korrespondera correspond — To exchange messages, especially by postal letter, over a period of time
corresponderen korrespondera korrespondieren — in Briefwechsel mit jemandem stehen
corresponderen korrespondera korrespondieren — übereinstimmen, entsprechen
corresponderen stämma överens; korrespondera correspondre — Être en rapport de symétrie et d’harmonie avec quelque chose.