Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- wentelen:
-
Wiktionary:
- wentelen → vältra sig, vrida, vända, blanda, sammanblanda
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor wentelen (Nederlands) in het Zweeds
wentelen:
-
wentelen (draaien; roteren; rollen; ronddraaien; kantelen)
Conjugations for wentelen:
o.t.t.
- wentel
- wentelt
- wentelt
- wentelen
- wentelen
- wentelen
o.v.t.
- wentelde
- wentelde
- wentelde
- wentelden
- wentelden
- wentelden
v.t.t.
- heb gewenteld
- hebt gewenteld
- heeft gewenteld
- hebben gewenteld
- hebben gewenteld
- hebben gewenteld
v.v.t.
- had gewenteld
- had gewenteld
- had gewenteld
- hadden gewenteld
- hadden gewenteld
- hadden gewenteld
o.t.t.t.
- zal wentelen
- zult wentelen
- zal wentelen
- zullen wentelen
- zullen wentelen
- zullen wentelen
o.v.t.t.
- zou wentelen
- zou wentelen
- zou wentelen
- zouden wentelen
- zouden wentelen
- zouden wentelen
diversen
- wentel!
- wentelt!
- gewenteld
- wentelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor wentelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
vända sig | draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wentelen | draaien; omklappen; omrollen; omwentelen; wenden; zich omdraaien; zwenken |
Wiktionary: wentelen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• wentelen | → vältra sig | ↔ wallow — to roll one's self about, as in mire; to tumble and roll about; to move lazily or heavily in any medium; to flounder; as, swine wallow in the mire |
• wentelen | → vrida; vända; blanda; sammanblanda | ↔ retourner — aller de nouveau en un lieu. |