Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. fier:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fier (Nederlands) in het Zweeds

fier:

fier bijvoeglijk naamwoord

  1. fier (trots; groots; glorieus; prat; flink)
    högfärdigt; stolt; uppblåst
  2. fier (indrukwekkend; aanzienlijk; majestueus; )
    ansenlig; majestätisk; ansenligt; majestätiskt

Vertaal Matrix voor fier:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ansenlig aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk behoorlijk; danig; duchtig; eerbiedwekkend; indrukwekkend
ansenligt aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; dik; eerbiedwekkend; enorm; flink; fors; indrukwekkend; lijvig; substantieel; vet; zwaar van lijf
högfärdigt fier; flink; glorieus; groots; prat; trots hanig; kwasterig; nuffig; verwaand
majestätisk aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk leeuwachtig
majestätiskt aanzienlijk; deftig; fier; indrukwekkend; majestueus; nobel; parmant; parmantig; plechtig; plechtstatig; statig; trots; vorstelijk leeuwachtig
stolt fier; flink; glorieus; groots; prat; trots
uppblåst fier; flink; glorieus; groots; prat; trots opgepompt

Verwante woorden van "fier":


Wiktionary: fier


Cross Translation:
FromToVia
fier framåt; vidare fürbassveraltet: weiter, vorwärts
fier stolt altier — Qui est d’une fierté impérieux.
fier stolt fier — Qui éprouve une satisfaction d’amour-propre souvent fondée.