Nederlands
Uitgebreide vertaling voor fier (Nederlands) in het Zweeds
fier:
-
fier (trots; groots; glorieus; prat; flink)
högfärdigt; stolt; uppblåst-
högfärdigt bijvoeglijk naamwoord
-
stolt bijvoeglijk naamwoord
-
uppblåst bijvoeglijk naamwoord
-
-
fier (indrukwekkend; aanzienlijk; majestueus; deftig; plechtig; trots; parmant; nobel; statig; vorstelijk; parmantig; plechtstatig)
ansenlig; majestätisk; ansenligt; majestätiskt-
ansenlig bijvoeglijk naamwoord
-
majestätisk bijvoeglijk naamwoord
-
ansenligt bijvoeglijk naamwoord
-
majestätiskt bijvoeglijk naamwoord
-