Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. blijheid:
  2. blij:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor blijheid (Nederlands) in het Zweeds

blijheid:

blijheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de blijheid (opgewektheid; vrolijkheid; blijmoedigheid)
    munterhet; gladhet

Vertaal Matrix voor blijheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gladhet blijheid; blijmoedigheid; opgewektheid; vrolijkheid bof; geluk; geluk hebbend; jolijt; plezier; pret; vreugde
munterhet blijheid; blijmoedigheid; opgewektheid; vrolijkheid gejoel; gejubel; hilariteit; jolijt; jool; keet; kwiekheid; lol; plezier; pleziertjes; pretjes; pretmakerij

Verwante woorden van "blijheid":


Wiktionary: blijheid


Cross Translation:
FromToVia
blijheid lycka; fröjd; glädje happiness — emotion of being happy
blijheid fröjd allégressejoie qui se manifester au dehors.
blijheid fröjd joiesentiment de bonheur, de satisfaction vive et intense qui vient du plaisir que l'on a à agir, à accomplir non pas une tâche répétitif, mais de contribuer à un certain progrès qui est empreint d'un caractère spirituel philosophique, scientifique, religieux ou esthétique.

blijheid vorm van blij:

blij bijvoeglijk naamwoord

  1. blij (verheugd; verblijd)
    förtjust; glatt; glädjande
  2. blij (vrolijk; opgewekt; blijmoedig; opgetogen; blijgestemd)
    glad; glatt
    • glad bijvoeglijk naamwoord
    • glatt bijvoeglijk naamwoord
  3. blij (vrolijk; blijmoedig; levendig; )
    muntert; munter
  4. blij (monter; vrolijk; levendig; )
    glad; livfull; livligt; livaktig; glatt; livfullt; levnadsglatt; livaktigt; vitalt

Vertaal Matrix voor blij:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glädjande verrukkelijkheid
munter opgewektheid
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- vrolijk
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förtjust blij; verblijd; verheugd
glad blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk aangenaam; gelukkig; heugelijk; heuglijk; jolig; opgetogen; opgewekt; plezierig; tevreden; uitgelaten; verblijdend; vergenoegd; voldaan; vreugdevol
glatt blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; verblijd; verheugd; vrolijk aangenaam; behaaglijk; blijmoedig; fijn; fleurig; gelukkig; glad; glibberig; heugelijk; heuglijk; jolig; kleurrijk; lachziek; leuk; opgetogen; opgewekt; plezant; plezierig; prettig; tevreden; uitgelaten; verblijdend; vergenoegd; voldaan; vreugdevol
glädjande blij; verblijd; verheugd hartverblijdend; hartverkwikkend; hartverwarmend; verheugend
levnadsglatt blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
livaktig blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
livaktigt blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
livfull blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk smeuig
livfullt blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk smeuig
livligt blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk aangenaam; actief; beweeglijk; dartel; dynamisch; energiek; geanimeerd; levendig; plezierig; speels; verhit; vief; vol fut; vurig
munter blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bengelachtig; blijmoedig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; opgewekt; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; vrolijk
muntert blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bengelachtig; blijmoedig; guitig; kwajongensachtig; ondeugend; opgetogen; opgewekt; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig; vrolijk
vitalt blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk levenskrachtig; vitaal

Verwante woorden van "blij":

  • blijheid, blijer, blijere, blijst, blijste, blije

Synoniemen voor "blij":


Antoniemen van "blij":


Verwante definities voor "blij":

  1. in een goede stemming1
    • ik ben blij, want de zon schijnt1

Wiktionary: blij

blij
adjective
  1. vrolijk van stemming

Cross Translation:
FromToVia
blij glad; belåten; nöjd glad — pleased, happy, satisfied
blij glad; glatt; lycklig; lyckligt happy — enjoying peace, comfort, etc.; contented, joyous
blij bly lead — chemical element
blij glad; kry joyeux — Qui a de la joie, qui remplir de joie.