Onderbreking: vertaling Nederlands

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

onderbreking:
- avbrott; inbrytande; rast; paus; uppehåll; avbrytande; uppskov; anstånd; respit
Wiktionary:
- onderbreking → avbrott
- onderbreking → avbrott, uppehåll

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor onderbreking (Nederlands) in het Zweeds

de onderbreking (interruptie; verbreking; breuk)
avbrott; inbrytande
- avbrott [-ett] zelfstandig naamwoord
- inbrytande zelfstandig naamwoord
de onderbreking (rustpauze; pauze; verpozing; tussenpoos)
rast; paus
- rast [-en] zelfstandig naamwoord
- paus [-en] zelfstandig naamwoord
de onderbreking (onderbreken; verbreken)
uppehåll; avbrott; paus; avbrytande
- uppehåll [-ett] zelfstandig naamwoord
- avbrott [-ett] zelfstandig naamwoord
- paus [-en] zelfstandig naamwoord
- avbrytande zelfstandig naamwoord
de onderbreking (pauze; tussenpoos)
paus; uppehåll; avbrott
- paus [-en] zelfstandig naamwoord
- uppehåll [-ett] zelfstandig naamwoord
- avbrott [-ett] zelfstandig naamwoord
de onderbreking (respijt; uitstel)
uppskov; anstånd; respit
- uppskov [-ett] zelfstandig naamwoord
- anstånd [-ett] zelfstandig naamwoord
- respit [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
anstånd	onderbreking; respijt; uitstel
avbrott	breuk; interruptie; onderbreken; onderbreking; pauze; tussenpoos; verbreken; verbreking	IRQ; interrupt; interruptaanvraag; reces; speelkwartier; storing; verderf
avbrytande	onderbreken; onderbreking; verbreken	afzegging; storing
inbrytande	breuk; interruptie; onderbreking; verbreking
paus	onderbreken; onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verbreken; verpozing	halt; intermezzo; reces; rust; rustpauze; rustpoos; ruststand; rusttijd; steuntje; tussenpozen; tussenspel; verpozing
rast	onderbreking; pauze; rustpauze; tussenpoos; verpozing	pauze
respit	onderbreking; respijt; uitstel	bedenktijd; respijt
uppehåll	onderbreken; onderbreking; pauze; tussenpoos; verbreken
uppskov	onderbreking; respijt; uitstel

onderbreking

noun

een tijdelijk staken van activiteit door een onverwachte gebeurtenis
- onderbreking → avbrott
een kort ophouden van bezigheden als pauze
- onderbreking → avbrott

Cross Translation:

From	To	Via
• onderbreking	→ avbrott; uppehåll	↔ hiatus — interruption, break or pause