Nederlands
Uitgebreide vertaling voor merken (Nederlands) in het Zweeds
merken:
-
merken (aankruisen)
markera med ett kors-
markera med ett kors werkwoord (markerar med ett kors, markerade med ett kors, markerat med ett kors)
-
-
merken (aankruisen)
-
merken (bekrachtigen; certificeren; waarmerken; bestempelen)
-
merken (bespeuren; zien; voelen; waarnemen; gewaarworden; bemerken; ontwaren)
-
merken (waarnemen; zien; observeren; bekijken; gewaarworden; gadeslaan; horen; signaleren; voelen)
-
merken (bemerken; opmerken; waarnemen; signaleren; gewaarworden)
Conjugations for merken:
o.t.t.
- merk
- merkt
- merkt
- merken
- merken
- merken
o.v.t.
- merkte
- merkte
- merkte
- merkten
- merkten
- merkten
v.t.t.
- heb gemerkt
- hebt gemerkt
- heeft gemerkt
- hebben gemerkt
- hebben gemerkt
- hebben gemerkt
v.v.t.
- had gemerkt
- had gemerkt
- had gemerkt
- hadden gemerkt
- hadden gemerkt
- hadden gemerkt
o.t.t.t.
- zal merken
- zult merken
- zal merken
- zullen merken
- zullen merken
- zullen merken
o.v.t.t.
- zou merken
- zou merken
- zou merken
- zouden merken
- zouden merken
- zouden merken
en verder
- ben gemerkt
- bent gemerkt
- is gemerkt
- zijn gemerkt
- zijn gemerkt
- zijn gemerkt
diversen
- merk!
- merkt!
- gemerkt
- merkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor merken:
Verwante woorden van "merken":
Synoniemen voor "merken":
Verwante definities voor "merken":
Wiktionary: merken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• merken | → märka; lägga märke till | ↔ merken — sich einer Sache bewusst werden |
• merken | → lägga märke till; märka | ↔ merken — etwas mit den Sinnen wahrnehmen |
• merken | → teckna; rita | ↔ zeichnen — (transitiv) eine bildliche Darstellung mittels Stift, Kohle, Kreide und Ähnlichem oder mittels stiftbasierter Eingabegeräte (Touchpens), virtuellem Stift beziehungsweise Mausklick vornehmlich in Linien und Strichen von etwas oder jemandem (künstlerisch) anfertigen, welche sich letztlich |
• merken | → märka | ↔ apercevoir — Remarquer une chose qui avait échappé d’abord. |
• merken | → uppvisa; utpeka; kora | ↔ désigner — Traduction à trier |
• merken | → märka; stämpla | ↔ marquer — Distinguer une chose d’une autre au moyen d’une marque. (Sens général). |
merk:
-
het merk (merknaam)
– naam die een fabrikant aan een produkt geeft 1 -
het merk (handelsmerk; label)
-
het merk (merkteken; eigenschap; kenmerk)
igenkänningstecken-
igenkänningstecken zelfstandig naamwoord
-
-
het merk (maak)
– naam die een fabrikant aan een produkt geeft 1 -
het merk
Vertaal Matrix voor merk:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fabrikation | maak; merk | |
firmamärke | handelsmerk; label; merk | handelsmerk; handelsnaam; warenmerk |
igenkänningstecken | eigenschap; kenmerk; merk; merkteken | brandteken; eigenschap; herkenningsteken; karakteristiek; kenmerk |
sort | merk; merknaam | aard; klasse; onderverdeling; soort |
tillverkning | maak; merk | fabricatie; makelij; productie |
varumärke | handelsmerk; label; merk; merknaam | handelsmerk; handelsnaam; warenmerk |
Verwante woorden van "merk":
Verwante definities voor "merk":
Zweeds