Nederlands
Uitgebreide vertaling voor zoeten (Nederlands) in het Zweeds
zoeten:
-
zoeten (zoetmaken)
Conjugations for zoeten:
o.t.t.
- zoet
- zoet
- zoet
- zoeten
- zoeten
- zoeten
o.v.t.
- zoette
- zoette
- zoette
- zoetten
- zoetten
- zoetten
v.t.t.
- heb gezoet
- hebt gezoet
- heeft gezoet
- hebben gezoet
- hebben gezoet
- hebben gezoet
v.v.t.
- had gezoet
- had gezoet
- had gezoet
- hadden gezoet
- hadden gezoet
- hadden gezoet
o.t.t.t.
- zal zoeten
- zult zoeten
- zal zoeten
- zullen zoeten
- zullen zoeten
- zullen zoeten
o.v.t.t.
- zou zoeten
- zou zoeten
- zou zoeten
- zouden zoeten
- zouden zoeten
- zouden zoeten
diversen
- zoet!
- zoet!
- gezoet
- zoetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor zoeten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sockra | zoeten; zoetmaken | besuikeren; insuikeren; met suiker doordrenken |
söta | zoeten; zoetmaken | besuikeren; insuikeren |