Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
tuff
|
|
tufsteen
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
-
|
ongeveer
|
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
grov
|
niet glad; ruw
|
banaal; globaal; grof; in grote lijnen; laag-bij-de-grond; lomp; ongelikt; plat; platvloers; schunnig; triviaal; vunzig
|
grovt
|
hard; hardhandig; niet glad; onzacht; ruw
|
banaal; globaal; grof; in grote lijnen; laag-bij-de-grond; lomp; ongelikt; plat; platvloers; ruige; schofterig; schunnig; triviaal; vunzig
|
hård
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
bikkelhard; erg; fel; hard; hardvochtig; heftig; hevig; ijzerhard; keihard; krachtig; onbarmhartig; ongenadig; staalhard; steenhard
|
hårdhudad
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
|
hårdhudat
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
|
hårt
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
emotieloos; erg; fel; gestreng; gevoelloos; hard; hardvochtig; harteloos; heftig; hevig; krachtig; liefdeloos; niet toegevend; onbarmhartig; ongenadig; ongevoelig; pittig; straf; streng; zielloos
|
knottrig
|
niet glad; ruw
|
|
knottrigt
|
niet glad; ruw
|
knoesterig; knoestig; kwastig
|
kraftig
|
grof; grofgebouwd; lomp; ruw
|
doortastend; drastisch; erg; fel; ferm; forse; grofgebouwd; heftig; hevig; krachtdadig; krachtig; levenskrachtig; massief; niet hol; vitaal
|
kraftigt
|
grof; grofgebouwd; lomp; ruw
|
corpulent; dik; doortastend; drastisch; erg; fel; ferm; flink; fors; forse; fysiek sterk; gezet; grofgebouwd; heftig; hevig; intens; klemmend; krachtdadig; krachtig; levenskrachtig; lijvig; massief; met een krachtige uitwerking; met klem; met nadruk; nadrukkelijk; niet hol; omvangrijk; potig; robuust; sterk; stevig; struis; uitdrukkelijk; vitaal; volumineus; zwaar; zwaargebouwd; zwaarlijvig
|
kraftigt byggd
|
grof; grofgebouwd; lomp; ruw
|
massief; niet hol
|
obearbetad
|
onbewerkt; ruw
|
|
obearbetat
|
onbewerkt; ruw
|
|
obändig
|
ongetemd; ruig; ruw; wild; woest
|
ontoegeeflijk
|
obändigt
|
ongetemd; ruig; ruw; wild; woest
|
ontoegeeflijk
|
ojämnt
|
niet glad; ruw
|
bobbelig; hobbelig; oneffen; ongelijkmatig
|
robust
|
grof; grofgebouwd; lomp; ruw
|
degelijk; flink; fors; potig; solide; stevig
|
råbarkat
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
|
rått
|
niet glad; ruw
|
grof; laag-bij-de-grond; lomp; meedogenloos; ongekookt; plat; platvloers; rauw; schunnig; vunzig; wreed
|
skrovlig
|
niet glad; ruw
|
hees; schor
|
skrovligt
|
niet glad; ruw
|
gammel; hees; krakkemikkig; schor; wankel; zwak
|
stadigt
|
grof; grofgebouwd; lomp; ruw
|
bestendig; constant; corpulent; dik; gezet; lijvig; stabiel; stevig; zwaarlijvig
|
tuff
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
flink; gaaf; mieters; schitterend; stoer; tof
|
tufft
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
flink; gaaf; mieters; schitterend; stoer; tof
|
våldsamt
|
hard; hardhandig; onzacht; ruw
|
aanrandend; agressief; erg; fel; felle; gewelddadig; heftig; hevig; intens; krachtig
|