Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. horde:
  2. Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. höra:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor horde (Nederlands) in het Zweeds

horde:

horde [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de horde (schare; kudde; massa; )
    flock; grupp; massa; hord
    • flock [-en] zelfstandig naamwoord
    • grupp [-en] zelfstandig naamwoord
    • massa [-en] zelfstandig naamwoord
    • hord [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de horde (atletiekhekje)
    häck
    • häck [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de horde (meute; troep)
    gäng
    • gäng [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. de horde (menigte; bende; schare; )
    massa; gäng; bunt; hord
    • massa [-en] zelfstandig naamwoord
    • gäng [-ett] zelfstandig naamwoord
    • bunt [-en] zelfstandig naamwoord
    • hord [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor horde:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bunt bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare bos; bosje; bundel; dakstoel; schoof
flock drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep
grupp drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep aantal personen bijeen; blaaskapel; categorie; classificatie; community; distributiegroep; distributielijst; factie; fanfare; fanfarekorps; gemeente; gezelschap; groep; groep mensen; groepering; harmonie; kapel; kernploeg; klasse; muziekkorps; partij; ploeg; suite; team; werkgroep
gäng bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; meute; schare; troep bende; groep jongeren; partij; ploeg; team
hord bende; drom; hoop; horde; kudde; massa; menigte; schaar; schare; troep
häck atletiekhekje; horde haag; hagen; heg; liguster
massa bende; drom; hoop; horde; kudde; massa; menigte; schaar; schare; troep berg; hoop; kluit

Verwante woorden van "horde":

  • hordes

Wiktionary: horde


Cross Translation:
FromToVia
horde hord horde — wandering troop or gang



Zweeds

Uitgebreide vertaling voor horde (Zweeds) in het Nederlands

horde vorm van höra:

höra werkwoord (hör, hörde, hört)

  1. höra (lyssna)
    luisteren; beluisteren
    • luisteren werkwoord (luister, luistert, luisterde, luisterden, geluisterd)
    • beluisteren werkwoord (beluister, beluistert, beluisterde, beluisterden, beluisterd)
  2. höra
    horen; geluid waarnemen
  3. höra (smyglyssna)
    afluisteren
    • afluisteren werkwoord (luister af, luistert af, luisterde af, luisterden af, afgeluisterd)
  4. höra (kolla; undersöka; testa; förhöra; inspektera)
    controleren; nakijken; nagaan
    • controleren werkwoord (controleer, controleert, controleerde, controleerden, gecontroleerd)
    • nakijken werkwoord (kijk na, kijkt na, keek na, keken na, nagekeken)
    • nagaan werkwoord (ga na, gaat na, ging na, gingen na, nagegaan)

Conjugations for höra:

presens
  1. hör
  2. hör
  3. hör
  4. hör
  5. hör
  6. hör
imperfekt
  1. hörde
  2. hörde
  3. hörde
  4. hörde
  5. hörde
  6. hörde
framtid 1
  1. kommer att höra
  2. kommer att höra
  3. kommer att höra
  4. kommer att höra
  5. kommer att höra
  6. kommer att höra
framtid 2
  1. skall höra
  2. skall höra
  3. skall höra
  4. skall höra
  5. skall höra
  6. skall höra
conditional
  1. skulle höra
  2. skulle höra
  3. skulle höra
  4. skulle höra
  5. skulle höra
  6. skulle höra
perfekt particip
  1. har hört
  2. har hört
  3. har hört
  4. har hört
  5. har hört
  6. har hört
imperfekt particip
  1. hade hört
  2. hade hört
  3. hade hört
  4. hade hört
  5. hade hört
  6. hade hört
blandad
  1. hör!
  2. hör!
  3. hörd
  4. hörande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

höra [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. höra
    het horen
    • horen [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor höra:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
controleren avsökning; granskning; kontrollera
horen höra
luisteren lystna; turbulenshastighet
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afluisteren höra; smyglyssna tjuvlyssna
beluisteren höra; lyssna
controleren förhöra; höra; inspektera; kolla; testa; undersöka granska; granskning; inspektera; kontrollera; undersöka; utvärdera
geluid waarnemen höra
horen höra bevittna; lära; närvara; observera; vara brukligen; vara proper; övervara
luisteren höra; lyssna höra på; lyda; lyssna på
nagaan förhöra; höra; inspektera; kolla; testa; undersöka bestyrka; bevisa; spåra; verifiera
nakijken förhöra; höra; inspektera; kolla; testa; undersöka titta efter

Wiktionary: höra

höra
verb
  1. waarnemen met het oor zonder er noodzakelijkerwijs aandacht aan te besteden

Cross Translation:
FromToVia
höra thuishoren; horen belong — have its proper place
höra horen hear — to perceive with the ear
höra ontvangen; horen read — be able to hear (in a radio communication)
höra behoren gehörenetwas gehört zu etwas: Voraussetzung sein
höra behoren gehörenetwas gehört zu etwas²: Teil von etwas sein
höra horen; vernemen; verstaan; begrijpen; bedoelen entendrepercevoir un son.
höra aanhoren; luisteren; beluisteren; toehoren; toeluisteren écouter — Faire attention, prêter l’oreille pour entendre.

Verwante vertalingen van horde