Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. aanvaller:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanvaller (Nederlands) in het Zweeds

aanvaller:

aanvaller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de aanvaller (aanrander)
    angripare
  2. de aanvaller (overvaller)
    angripare; överfallare
  3. de aanvaller (voorhoedespeler; spitsspeler; voorspeler)
    framåt

Vertaal Matrix voor aanvaller:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
angripare aanrander; aanvaller; overvaller
framåt aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
överfallare aanvaller; overvaller
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
framåt voort; vooruit; voorwaarts

Verwante woorden van "aanvaller":


Wiktionary: aanvaller


Cross Translation:
FromToVia
aanvaller angripare attacker — someone who attacks
aanvaller forward; anfallare StürmerSport: ein Offensivspieler, dessen Hauptaufgabe darin besteht, Tore zu schießen.