Nederlands
Uitgebreide vertaling voor verzamelen (Nederlands) in het Zweeds
verzamelen:
-
verzamelen (bijeenzoeken; vergaren)
-
verzamelen (bijeenzamelen; vergaren; sparen; opeenhopen; oppotten)
-
verzamelen (inzamelen; vergaren)
-
verzamelen (oogsten; plukken)
-
verzamelen (bij elkaar komen; samenkomen)
Conjugations for verzamelen:
o.t.t.
- verzamel
- verzamelt
- verzamelt
- verzamelen
- verzamelen
- verzamelen
o.v.t.
- verzamelde
- verzamelde
- verzamelde
- verzamelden
- verzamelden
- verzamelden
v.t.t.
- heb verzameld
- hebt verzameld
- heeft verzameld
- hebben verzameld
- hebben verzameld
- hebben verzameld
v.v.t.
- had verzameld
- had verzameld
- had verzameld
- hadden verzameld
- hadden verzameld
- hadden verzameld
o.t.t.t.
- zal verzamelen
- zult verzamelen
- zal verzamelen
- zullen verzamelen
- zullen verzamelen
- zullen verzamelen
o.v.t.t.
- zou verzamelen
- zou verzamelen
- zou verzamelen
- zouden verzamelen
- zouden verzamelen
- zouden verzamelen
diversen
- verzamel!
- verzamelt!
- verzameld
- verzamelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor verzamelen:
Verwante definities voor "verzamelen":
Wiktionary: verzamelen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verzamelen | → samla | ↔ collect — to gather together |
• verzamelen | → samla | ↔ gather — to bring together; to collect |
• verzamelen | → församla; samla | ↔ collectionner — Réunir en collections. |
• verzamelen | → församla; samla | ↔ ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses. |
• verzamelen | → församla; samla; dra ihop | ↔ rassembler — assembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser. |
• verzamelen | → uppsamla; insamla; hopsamla; sammanfatta; uppta; motta; omhänderta; samla; skörda; inhösta; inhämta | ↔ recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ». |