Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schijn (Nederlands) in het Zweeds

schijn:

schijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schijn (dekmantel; façade; voorkomen; masker)
    fasad; förklädnad; täckmantel
  2. de schijn (schijnsel; gloed; glans; straling)
    skimmer; sken; stråle
    • skimmer [-ett] zelfstandig naamwoord
    • sken [-ett] zelfstandig naamwoord
    • stråle [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de schijn (illusie)
    förevändning; illusion
  4. de schijn (flikkering; schittering; flakkering; geflikker)
    svimning; fläktning; fladdring

Vertaal Matrix voor schijn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fasad dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen façade; fineer; front; gevel; gevelbreedte; pui; voorgevel; voorkant; voorzijde
fladdring flakkering; flikkering; geflikker; schijn; schittering
fläktning flakkering; flikkering; geflikker; schijn; schittering
förevändning illusie; schijn voorwending
förklädnad dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen
illusion illusie; schijn anamorfose; chimère; drogbeeld; droombeeld; fantasie; fata morgana; hersenschim; illusie; luchtspiegeling; schijnbeeld; spookbeeld; verbeelding; voorspiegeling
sken glans; gloed; schijn; schijnsel; straling façade; licht verspreiden; lichtgevendheid; schijnen; uiterlijke schijn
skimmer glans; gloed; schijn; schijnsel; straling glanzen; glimmen; schermpjes
stråle glans; gloed; schijn; schijnsel; straling
svimning flakkering; flikkering; geflikker; schijn; schittering bedwelming; flauwte; versuffing; zwijm
täckmantel dekmantel; façade; masker; schijn; voorkomen blende; blindering

Verwante woorden van "schijn":


Wiktionary: schijn


Cross Translation:
FromToVia
schijn sken shine — brightness from a source of light
schijn anseende; anblick; vy airmélange gazeux constituer l’atmosphère.
schijn hastighet; tempo; anblick; anseende; vy allurefaçon d’aller, de marcher.
schijn ljus lumière — physique|fr radiation électromagnétique qui peut produire une sensation visuelle.

schijn vorm van schijnen:

schijnen werkwoord (schijn, schijnt, scheen, schenen, geschenen)

  1. schijnen (lijken; eruit zien; toeschijnen)
    tyckas; verka; se ut att
    • tyckas werkwoord (tycker, tyckte, tyckt)
    • verka werkwoord (verkar, verkade, verkat)
    • se ut att werkwoord (ser ut att, såg ut att, sett ut att)
  2. schijnen (de schijn van iets hebben)
    tyckas; synas; förefalla; synas vara
    • tyckas werkwoord (tycker, tyckte, tyckt)
    • synas werkwoord (synar, synade, synat)
    • förefalla werkwoord (förefaller, föreföll, förefallit)
    • synas vara werkwoord (synar vara, synade vara, synat vara)
  3. schijnen (licht geven)
    skina
    • skina werkwoord (skiner, sken, skinit)
  4. schijnen (fonkelen; stralen; flikkeren; )
    tindra; spraka; gnistra; spritta
    • tindra werkwoord (tindrar, tindrade, tindrat)
    • spraka werkwoord (sprakar, sprakade, sprakat)
    • gnistra werkwoord (gnistrar, gnistrade, gnistrat)
    • spritta werkwoord (spritter, spratt, spruttit)

Conjugations for schijnen:

o.t.t.
  1. schijn
  2. schijnt
  3. schijnt
  4. schijnen
  5. schijnen
  6. schijnen
o.v.t.
  1. scheen
  2. scheen
  3. scheen
  4. schenen
  5. schenen
  6. schenen
v.t.t.
  1. heb geschenen
  2. hebt geschenen
  3. heeft geschenen
  4. hebben geschenen
  5. hebben geschenen
  6. hebben geschenen
v.v.t.
  1. had geschenen
  2. had geschenen
  3. had geschenen
  4. hadden geschenen
  5. hadden geschenen
  6. hadden geschenen
o.t.t.t.
  1. zal schijnen
  2. zult schijnen
  3. zal schijnen
  4. zullen schijnen
  5. zullen schijnen
  6. zullen schijnen
o.v.t.t.
  1. zou schijnen
  2. zou schijnen
  3. zou schijnen
  4. zouden schijnen
  5. zouden schijnen
  6. zouden schijnen
en verder
  1. ben geschenen
  2. bent geschenen
  3. is geschenen
  4. zijn geschenen
  5. zijn geschenen
  6. zijn geschenen
diversen
  1. schijn!
  2. schijnt!
  3. geschenen
  4. schijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schijnen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. schijnen (licht verspreiden)
    sken; glans; blankhet
    • sken [-ett] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord
    • blankhet zelfstandig naamwoord
  2. schijnen (doen voorkomen)

Vertaal Matrix voor schijnen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blankhet licht verspreiden; schijnen
glans licht verspreiden; schijnen fonkelen; fonkeling; glans; glanslaag; glanzen; glimmen; glimp; glitter; gloed; glorie; luister; schitteren; schittering; sprankelen; vleugje
göra så att de kommer fram doen voorkomen; schijnen
sken licht verspreiden; schijnen façade; glans; gloed; lichtgevendheid; schijn; schijnsel; straling; uiterlijke schijn
tindra getintel; tinteling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förefalla de schijn van iets hebben; schijnen
gnistra flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen fonkelen; glimmen; glinsteren; vonken schieten
se ut att eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen
skina licht geven; schijnen blaken; glunderen; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; stralen
spraka flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen flonkeren; knappen
spritta flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
synas de schijn van iets hebben; schijnen opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen; zichtbaar worden
synas vara de schijn van iets hebben; schijnen
tindra flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
tyckas de schijn van iets hebben; eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen
verka eruit zien; lijken; schijnen; toeschijnen opkomen bij
- lijken

Verwante woorden van "schijnen":


Synoniemen voor "schijnen":


Antoniemen van "schijnen":


Verwante definities voor "schijnen":

  1. het ziet er zo uit, maar hoeft niet zo te zijn1
    • het schijnt een aardige jongen1
  2. licht geven1
    • de zon schijnt1

Wiktionary: schijnen


Cross Translation:
FromToVia
schijnen verka scheinen — in einer bestimmten Art und Weise wirken oder aussehen; einen Eindruck erwecken
schijnen skina scheinen — Licht aussenden
schijnen förefalla; verka; tyckas; synas seem — to appear
schijnen lysa; skina; stråla shine — to emit light
schijnen lysa; skina; glänsa luireémettre de la lumière.
schijnen synas; tyckas sembler — avoir l’air, l’apparence

Verwante vertalingen van schijn