Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor seizoen (Nederlands) in het Zweeds
seizoen:
-
het seizoen (jaargetijde)
Vertaal Matrix voor seizoen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
säsong | jaargetijde; seizoen | |
årstid | jaargetijde; seizoen |
Verwante woorden van "seizoen":
Synoniemen voor "seizoen":
Verwante definities voor "seizoen":
Wiktionary: seizoen
seizoen
Cross Translation:
noun
-
één van de vier periodes waarin het jaar verdeeld wordt
- seizoen → årstid
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• seizoen | → årstid | ↔ Jahreszeit — in den polaren und gemäßigten Breiten vorkommender Abschnitt eines Jahres nach klimatischer bzw. astronomischer Unterteilung nach der scheinbaren Bahn der Sonne am Himmel |
• seizoen | → årstid | ↔ season — quarter of a year |
• seizoen | → säsong | ↔ season — part of year with something special |
• seizoen | → säsong; årstid | ↔ saison — division en quatre de l’année : printemps, été, automne et hiver. |