Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opblinken (Nederlands) in het Zweeds
opblinken:
Conjugations for opblinken:
o.t.t.
- blink op
- blinkt op
- blinkt op
- blinken op
- blinken op
- blinken op
o.v.t.
- blonk op
- blonk op
- blonk op
- blonken op
- blonken op
- blonken op
v.t.t.
- ben opgeblonken
- bent opgeblonken
- is opgeblonken
- zijn opgeblonken
- zijn opgeblonken
- zijn opgeblonken
v.v.t.
- was opgeblonken
- was opgeblonken
- was opgeblonken
- waren opgeblonken
- waren opgeblonken
- waren opgeblonken
o.t.t.t.
- zal opblinken
- zult opblinken
- zal opblinken
- zullen opblinken
- zullen opblinken
- zullen opblinken
o.v.t.t.
- zou opblinken
- zou opblinken
- zou opblinken
- zouden opblinken
- zouden opblinken
- zouden opblinken
diversen
- blink op!
- blinkt op!
- opgeblonken
- opblinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opblinken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
blanka | opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven | |
bona | opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven | |
glätta | opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven | |
polera | opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven | effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; polijsten; politoeren; uitslijpen; wegslijpen |
putsa | opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; wrijven | bepleisteren; plamuren; pleisteren; stukadoren; van pleister voorzien |