Nederlands
Uitgebreide vertaling voor pot (Nederlands) in het Zweeds
pot:
Vertaal Matrix voor pot:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fat | bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat | bassin; bekken; theeschoteltje; waterbekken |
flata | lesbienne; pot | |
förehavande | concours; partij; pot; strijd; wedstrijd | |
hink | bak; barrel; emmer; fust; kuip; pot; teil; ton; vat | schepemmers |
insatser | inzet; pot; poule; speelgeld | geld inzetten; inzetten |
kamp | concours; partij; pot; strijd; wedstrijd | gevecht; geworstel; kamp; strijd; worsteling |
kastrull | kookpot; pot | ketel; kookketel; steelpan; stoofpan |
lesbian | lesbienne; pot | |
match | concours; partij; pot; strijd; wedstrijd | match |
spel | concours; partij; pot; strijd; wedstrijd | Gambling; beurt; game; matches; partijtje; potje; rondje; set; spel; spelletje; wedstrijdje |
spelpengar | inzet; pot; poule; speelgeld | |
tävling | concours; partij; pot; strijd; wedstrijd | competitie; hardloperij; prijsvraag; race; wedloop van hardlopers |
Verwante woorden van "pot":
Verwante definities voor "pot":
Wiktionary: pot
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pot | → flata | ↔ dyke — lesbian |
• pot | → gryta | ↔ pot — vessel |
• pot | → kärl | ↔ Topf — kleines Gefäß |
• pot | → gryta; kastrull | ↔ Topf — Kurzform für: Kochtopf |
• pot | → skål; stop; så; urna; kista; lår; färja | ↔ bac — Traductions à trier suivant le sens |
• pot | → skål; stop; så; urna; kar | ↔ baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas. |
• pot | → vas; kanna | ↔ pot — vase de terre ou de métal servant à divers usages. |
• pot | → nattkärl | ↔ pot de chambre — vase, seau, que l’on utilise la nuit pour faire ses besoins. |
potten:
-
potten (oppotten; hamsteren; opzij leggen)
Conjugations for potten:
o.t.t.
- pot
- pot
- pot
- potten
- potten
- potten
o.v.t.
- potte
- potte
- potte
- potten
- potten
- potten
v.t.t.
- heb gepot
- hebt gepot
- heeft gepot
- hebben gepot
- hebben gepot
- hebben gepot
v.v.t.
- had gepot
- had gepot
- had gepot
- hadden gepot
- hadden gepot
- hadden gepot
o.t.t.t.
- zal potten
- zult potten
- zal potten
- zullen potten
- zullen potten
- zullen potten
o.v.t.t.
- zou potten
- zou potten
- zou potten
- zouden potten
- zouden potten
- zouden potten
en verder
- is gepot
- zijn gepot
diversen
- pot!
- pot!
- gepot
- pottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het potten (in potten doen)
lägga på burk-
lägga på burk zelfstandig naamwoord
-
Vertaal Matrix voor potten:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lägga på burk | in potten doen; potten | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hamstra | hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten | |
lägga åt sidan | hamsteren; oppotten; opzij leggen; potten |