Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor voortbrengen (Nederlands) in het Zweeds
voortbrengen:
-
voortbrengen (vervaardigen; produceren; maken; fabriceren)
-
voortbrengen (telen; kweken; fokken; genereren; verbouwen; procreëren; planten; aankweken; aanplanten; opkweken)
-
voortbrengen (baren; bevallen; ter wereld brengen)
Conjugations for voortbrengen:
o.t.t.
- breng voort
- brengt voort
- brengt voort
- brengen voort
- brengen voort
- brengen voort
o.v.t.
- bracht voort
- bracht voort
- bracht voort
- brachten voort
- brachten voort
- brachten voort
v.t.t.
- heb voortgebracht
- hebt voortgebracht
- heeft voortgebracht
- hebben voortgebracht
- hebben voortgebracht
- hebben voortgebracht
v.v.t.
- had voortgebracht
- had voortgebracht
- had voortgebracht
- hadden voortgebracht
- hadden voortgebracht
- hadden voortgebracht
o.t.t.t.
- zal voortbrengen
- zult voortbrengen
- zal voortbrengen
- zullen voortbrengen
- zullen voortbrengen
- zullen voortbrengen
o.v.t.t.
- zou voortbrengen
- zou voortbrengen
- zou voortbrengen
- zouden voortbrengen
- zouden voortbrengen
- zouden voortbrengen
diversen
- breng voort!
- brengt voort!
- voortgebracht
- voortbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor voortbrengen:
Wiktionary: voortbrengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voortbrengen | → avla | ↔ beget — to procreate |
• voortbrengen | → framkalla; alstra; skapa | ↔ engender — to bring into existence, cause |
• voortbrengen | → ge till | ↔ utter — make a noise |
• voortbrengen | → ge | ↔ yield — to produce as a result |
• voortbrengen | → alstra; producera | ↔ produire — engendrer, donner naissance. |