Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verstellen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verstellen (Nederlands) in het Zweeds

verstellen:

verstellen werkwoord (verstel, verstelt, verstelde, verstelden, versteld)

  1. verstellen
    laga; bota; reparera; läka; lappa
    • laga werkwoord (lagar, lagade, lagat)
    • bota werkwoord (botar, botade, botat)
    • reparera werkwoord (reparerar, reparerade, reparerat)
    • läka werkwoord (läkar, läkade, läkat)
    • lappa werkwoord

Conjugations for verstellen:

o.t.t.
  1. verstel
  2. verstelt
  3. verstelt
  4. verstellen
  5. verstellen
  6. verstellen
o.v.t.
  1. verstelde
  2. verstelde
  3. verstelde
  4. verstelden
  5. verstelden
  6. verstelden
v.t.t.
  1. heb versteld
  2. hebt versteld
  3. heeft versteld
  4. hebben versteld
  5. hebben versteld
  6. hebben versteld
v.v.t.
  1. had versteld
  2. had versteld
  3. had versteld
  4. hadden versteld
  5. hadden versteld
  6. hadden versteld
o.t.t.t.
  1. zal verstellen
  2. zult verstellen
  3. zal verstellen
  4. zullen verstellen
  5. zullen verstellen
  6. zullen verstellen
o.v.t.t.
  1. zou verstellen
  2. zou verstellen
  3. zou verstellen
  4. zouden verstellen
  5. zouden verstellen
  6. zouden verstellen
diversen
  1. verstel!
  2. verstelt!
  3. versteld
  4. verstellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verstellen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bota verstellen cureren; genezen; gezond maken; kaken; uitsnijden; vis kaken
laga verstellen bereiden; brouwen; fiksen; gaten dichten; goedmaken; herstellen; iets toebereiden; klaarmaken; klusje opknappen; klussen; laaien; maken; prepareren; rechtzetten; repareren; stoppen
lappa verstellen
läka verstellen
reparera verstellen fiksen; goedmaken; herstellen; klusje opknappen; klussen; maken; rechtzetten; repareren; vernieuwen

Wiktionary: verstellen


Cross Translation:
FromToVia
verstellen ansluta; bifoga joindreapprocher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.
verstellen flicka rapiécermettre des pièces à du linge, à des habits, à des meubles.
verstellen reparera; rätta refaire — Réparer, raccommoder, rajuster une chose ruinée ou abîmée. (Sens général)
verstellen reparera; rätta remédierporter remède, apporter du remède.
verstellen rätta réparerremettre en état ce qui endommager.