Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ruis (Nederlands) in het Zweeds

ruis:

ruis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de ruis (geruis)
    rassel; prassel; frasande
    • rassel [-ett] zelfstandig naamwoord
    • prassel [-ett] zelfstandig naamwoord
    • frasande zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ruis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
frasande geruis; ruis geknapper; gesuis; suizing
prassel geruis; ruis
rassel geruis; ruis ratel

Verwante woorden van "ruis":


Wiktionary: ruis


Cross Translation:
FromToVia
ruis brus noise — technical: unwanted part of a signal
ruis brus noise — sound or signal generated by random fluctuations
ruis bris; anda soufflevent produit pousser l’air hors de la bouche.

ruis vorm van rui:

rui [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de rui (ruitijd)
    tid för hårfällning; hornfällning; hårfällning; skinnömsning; ömsningstid

Vertaal Matrix voor rui:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hornfällning rui; ruitijd
hårfällning rui; ruitijd
skinnömsning rui; ruitijd
tid för hårfällning rui; ruitijd
ömsningstid rui; ruitijd

Verwante woorden van "rui":


Wiktionary: rui


Cross Translation:
FromToVia
rui ömsning; ruggning moult — The process of shedding or losing a covering of fur, feathers or skin etc
rui ruggning MauserOrnithologie: das Wechseln des Gefieders bzw. der Federn bei Vogel