Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ontnemen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontnemen (Nederlands) in het Zweeds

ontnemen:

ontnemen werkwoord (ontneem, ontneemt, ontnam, ontnomen, ontnomen)

  1. ontnemen (beroven van; depriveren; te kort doen)
    beröva; ta av; frånta
    • beröva werkwoord (berövar, berövade, berövat)
    • ta av werkwoord (tar av, tog av, tagit av)
    • frånta werkwoord (fråntar, fråntog, fråntagit)
  2. ontnemen (stelen; pikken; verdonkeremanen; )
    stjäla
    • stjäla werkwoord (stjäler, stal, stulit)

Conjugations for ontnemen:

o.t.t.
  1. ontneem
  2. ontneemt
  3. ontneemt
  4. ontnemen
  5. ontnemen
  6. ontnemen
o.v.t.
  1. ontnam
  2. ontnam
  3. ontnam
  4. ontnomen
  5. ontnomen
  6. ontnomen
v.t.t.
  1. heb ontnomen
  2. hebt ontnomen
  3. heeft ontnomen
  4. hebben ontnomen
  5. hebben ontnomen
  6. hebben ontnomen
v.v.t.
  1. had ontnomen
  2. had ontnomen
  3. had ontnomen
  4. hadden ontnomen
  5. hadden ontnomen
  6. hadden ontnomen
o.t.t.t.
  1. zal ontnemen
  2. zult ontnemen
  3. zal ontnemen
  4. zullen ontnemen
  5. zullen ontnemen
  6. zullen ontnemen
o.v.t.t.
  1. zou ontnemen
  2. zou ontnemen
  3. zou ontnemen
  4. zouden ontnemen
  5. zouden ontnemen
  6. zouden ontnemen
diversen
  1. ontneem!
  2. ontneemt!
  3. ontnomen
  4. ontnemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

ontnemen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. ontnemen
    avtagande

Vertaal Matrix voor ontnemen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avtagande ontnemen achteruitgang; afname; afzwakking; daling; korten; krimpen; minder worden; minderen; sluiereffect; terugloop; val; vermindering; verval
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beröva beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen ontstelen
frånta beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen ontzetten; uit de macht ontzetten
stjäla achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; afsnoepen; gappen; inpikken; jatten; ladelichten; ontstelen; ontvreemden; pikken; snaaien; stelen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegpikken
ta av beroven van; depriveren; ontnemen; te kort doen losknopen; ontdoen van; ontknopen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avtagande achteruitgaand; afnemend; minderend; slinkend; tanend; verminderend; vervallend; zwemend

Wiktionary: ontnemen


Cross Translation:
FromToVia
ontnemen förvägra; beröva deprive — take something away; deny someone of something
ontnemen ta; taga nehmen — eine Sache greifen
ontnemen skinna; upptäcka dépouiller — Traductions à trier suivant le sens