Nederlands
Uitgebreide vertaling voor keur (Nederlands) in het Zweeds
keur:
Vertaal Matrix voor keur:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
elit | elite; keur | |
garanti | keur; waarborg | borg; cautie; garantie; garantiebewijs; gratis service; onderpand; onderpanden; pand; vrijwaring; waarborg; waarborging; waarborgsom |
grädda | elite; keur | |
sortiment | assortiment; collectie; keur; keuze; sortering | |
säkerhetsbevis | keur; waarborg | |
urval | assortiment; collectie; keur; keuze; sortering | keus; keuze; keuzemogelijkheid; monsterneming; schifting; selectie; sortiment; uitverkoring |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
grädda | bakken |
Verwante woorden van "keur":
keur vorm van keuren:
-
keuren (beproeven; onderzoeken; testen)
-
keuren (examineren; controleren; inspecteren; schouwen)
-
keuren (proeven; proberen)
-
keuren (monsters nemen; monsteren)
Conjugations for keuren:
o.t.t.
- keur
- keurt
- keurt
- keuren
- keuren
- keuren
o.v.t.
- keurde
- keurde
- keurde
- keurden
- keurden
- keurden
v.t.t.
- heb gekeurd
- hebt gekeurd
- heeft gekeurd
- hebben gekeurd
- hebben gekeurd
- hebben gekeurd
v.v.t.
- had gekeurd
- had gekeurd
- had gekeurd
- hadden gekeurd
- hadden gekeurd
- hadden gekeurd
o.t.t.t.
- zal keuren
- zult keuren
- zal keuren
- zullen keuren
- zullen keuren
- zullen keuren
o.v.t.t.
- zou keuren
- zou keuren
- zou keuren
- zouden keuren
- zouden keuren
- zouden keuren
en verder
- ben gekeurd
- bent gekeurd
- is gekeurd
- zijn gekeurd
- zijn gekeurd
- zijn gekeurd
diversen
- keur!
- keurt!
- gekeurd
- keurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het keuren (medische keuring)