Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- cirkel:
- cirkelen:
- Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
-
cirkel:
- cirkel; kring; rondje; cirkelvorm; soos; vereniging; societiet; organisatie; bond; unie; club; orde; gilde; kringel; kringvormig; ringetje
-
Wiktionary:
- cirkel → cirkel, kring, gezelschap, passer
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor cirkel (Nederlands) in het Zweeds
cirkel:
Vertaal Matrix voor cirkel:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cirkel | cirkel; kring; rondje | bond; cirkelvorm; club; gilde; kring; kringel; kringvormig; orde; organisatie; ringetje; rondje; societiet; soos; unie; vereniging |
ring | cirkel; kring | kring; kringel; kringvormig; ringetje; rondje |
Verwante woorden van "cirkel":
Wiktionary: cirkel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• cirkel | → cirkel | ↔ circle — two-dimensional outline geometric figure |
• cirkel | → cirkelskiva; cirkel | ↔ circle — disc, two-dimensional solid geometric figure |
• cirkel | → cirkel; krets | ↔ Kreis — eine abgegrenzte oder näher bestimmte Personengruppe |
• cirkel | → krets; rund; cirkel | ↔ cercle — géométrie|fr Dans un plan euclidien, lieu de tous les points équidistants d’un point donné appelé le centre du cercle. La distance au centre s’appelle le rayon. |
cirkel vorm van cirkelen:
-
cirkelen
Conjugations for cirkelen:
o.t.t.
- cirkel
- cirkelt
- cirkelt
- cirkelen
- cirkelen
- cirkelen
o.v.t.
- cirkelde
- cirkelde
- cirkelde
- cirkelden
- cirkelden
- cirkelden
v.t.t.
- heb gecirkeld
- hebt gecirkeld
- heeft gecirkeld
- hebben gecirkeld
- hebben gecirkeld
- hebben gecirkeld
v.v.t.
- had gecirkeld
- had gecirkeld
- had gecirkeld
- hadden gecirkeld
- hadden gecirkeld
- hadden gecirkeld
o.t.t.t.
- zal cirkelen
- zult cirkelen
- zal cirkelen
- zullen cirkelen
- zullen cirkelen
- zullen cirkelen
o.v.t.t.
- zou cirkelen
- zou cirkelen
- zou cirkelen
- zouden cirkelen
- zouden cirkelen
- zouden cirkelen
en verder
- ben gecirkeld
- bent gecirkeld
- is gecirkeld
- zijn gecirkeld
- zijn gecirkeld
- zijn gecirkeld
diversen
- cirkel!
- cirkelt!
- gecirkeld
- cirkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor cirkelen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cirkla | cirkelen | draaien om; in kringetjes ronddraaien; kringelen; omcirkelen; omheenrijden |
Verwante woorden van "cirkelen":
Verwante vertalingen van cirkel
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor cirkel (Zweeds) in het Nederlands
cirkel:
Vertaal Matrix voor cirkel:
Synoniemen voor "cirkel":
Wiktionary: cirkel
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• cirkel | → cirkel; kring | ↔ circle — two-dimensional outline geometric figure |
• cirkel | → cirkel | ↔ circle — disc, two-dimensional solid geometric figure |
• cirkel | → kring | ↔ circle — curve |
• cirkel | → cirkel; kring | ↔ Kreis — eine abgegrenzte oder näher bestimmte Personengruppe |
• cirkel | → cirkel; gezelschap; kring | ↔ cercle — géométrie|fr Dans un plan euclidien, lieu de tous les points équidistants d’un point donné appelé le centre du cercle. La distance au centre s’appelle le rayon. |
• cirkel | → passer | ↔ compas — géom|fr instrument qui sert à reporter des longueurs et à décrire des circonférences. |