Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor voor (Nederlands) in het Zweeds

voor:

voor bijvoeglijk naamwoord

  1. voor (ervoor; daarvoor)
    framför; framfört
  2. voor
    före
    • före bijvoeglijk naamwoord
  3. voor
    för
    • för bijvoeglijk naamwoord
  4. voor (voordat; alvorens; eer; aleer; alvoor)
    framför

Vertaal Matrix voor voor:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
för boeg; steven; voorsteven
ConjunctionVerwante vertalingenAndere vertalingen
- voordat
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
för pro
före voorop
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
framför aleer; alvoor; alvorens; daarvoor; eer; ervoor; voor; voordat vooraan
framfört daarvoor; ervoor; voor
för voor namelijk; want
före voor

Verwante woorden van "voor":

  • voorst, voorste

Synoniemen voor "voor":


Antoniemen van "voor":


Verwante definities voor "voor":

  1. aan de voorkant ervan1
    • de auto staat altijd voor het huis1
  2. beter of verder dan anderen1
    • ik ben drie lessen voor1
  3. in plaats van1
    • dit is een kwartje voor de moeite1
  4. waar je een voorstander van bent1
    • ik ben voor Ajax1
  5. welk doel het heeft1
    • dit is geld voor de trein1
  6. wie het krijgt1
    • dit boek is voor jou1
  7. eerder dan1
    • ik was voor jou aan de beurt1

Wiktionary: voor

voor
preposition
  1. eerder in tijd

Cross Translation:
FromToVia
voor före; innan before — earlier than in time
voor framför before — in store for, in the future of
voor framför; före before — in front of according to an ordering system
voor förrän; innan before — in advance of the time when
voor för; åt for — directed at, intended to belong to
voor i for — over a period of time
voor för for — supporting
voor fåra; plogfåra furrow — trench cut in the soil
voor bedöma judge — to have as an opinion, consider, suppose
voor i of — (time) before, to
voor planera; schemalägga slate — schedule
voor i to — time: preceding
voor med with — in support of
voor innan ehetemporale Subjunktion, leitet einen nachzeitigen (in der Erzählzeit späteren) Satzteil ein: vor einem Bezugszeitpunkt
voor för; till; åt fürmit Akkusativ: etwas oder jemand ist an etwas jemanden gerichtet, bestimmt, zugeordnet
voor stå till svars; för; ta; ansvar verantwortlich zeichnenAmtssprache, verantwortlich zeichnen für etwas: die übertragene Verantwortung ausübend seine Unterschrift unter etwas setzen
voor om; över; ; i; till enTraductions à trier suivant le sens
voor för pour — Au motif de, dans le but de, afin de, à destination de
voor för pour — En faveur de, en vue de la défense de
voor fåra; dagsverke; fält; spår; rynka sillontranchée que le soc, le coutre de la charrue ouvre dans la terre qu’on laboure.

Verwante vertalingen van voor