Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ruim (Nederlands) in het Zweeds
ruim:
-
ruim (wijd)
löst sittande-
löst sittande bijvoeglijk naamwoord
-
-
ruim (weids)
ståtlig; pompös; ståtligt; imponerandet; pompöst-
ståtlig bijvoeglijk naamwoord
-
pompös bijvoeglijk naamwoord
-
ståtligt bijvoeglijk naamwoord
-
imponerandet bijvoeglijk naamwoord
-
pompöst bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor ruim:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
- | dik | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
imponerandet | ruim; weids | |
löst sittande | ruim; wijd | |
pompös | ruim; weids | glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend |
pompöst | ruim; weids | glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend |
ståtlig | ruim; weids | deftig; eerbiedwaardig; glorierijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend; statig; waardig |
ståtligt | ruim; weids | deftig; eerbiedwaardig; glorierijk; groots; hoog geplaatst; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; prachtig; schitterend; statig; waardig; weids |
Verwante woorden van "ruim":
Synoniemen voor "ruim":
Antoniemen van "ruim":
Verwante definities voor "ruim":
Wiktionary: ruim
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ruim | → hålskepp | ↔ hold — cargo area |
• ruim | → riklig | ↔ ausgiebig — reichlich |
• ruim | → rymlig; vid; omfångsrik | ↔ ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire. |
• ruim | → rymlig; vid; omfångsrik | ↔ large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long. |
• ruim | → rymlig; vid; omfångsrik | ↔ étendu — grand, large, vaste. |
ruim vorm van ruimen:
-
ruimen
Conjugations for ruimen:
o.t.t.
- ruim
- ruimt
- ruimt
- ruimen
- ruimen
- ruimen
o.v.t.
- ruimde
- ruimde
- ruimde
- ruimden
- ruimden
- ruimden
v.t.t.
- heb geruimd
- hebt geruimd
- heeft geruimd
- hebben geruimd
- hebben geruimd
- hebben geruimd
v.v.t.
- had geruimd
- had geruimd
- had geruimd
- hadden geruimd
- hadden geruimd
- hadden geruimd
o.t.t.t.
- zal ruimen
- zult ruimen
- zal ruimen
- zullen ruimen
- zullen ruimen
- zullen ruimen
o.v.t.t.
- zou ruimen
- zou ruimen
- zou ruimen
- zouden ruimen
- zouden ruimen
- zouden ruimen
diversen
- ruim!
- ruimt!
- geruimd
- ruimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ruimen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
röja undan | ruimen | opbergen; wegbergen |
röja upp | ruimen | opbergen; wegbergen |