Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- rot:
- rotten:
- Wiktionary:
Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...
- rot:
- roa:
- röt:
- ryta:
-
Wiktionary:
- rot → wortel, machtswortel, nulpunt, stam, radix
- roa → amuseren, onderhouden, opvrolijken, vermaken
- ryta → brullen
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rot- (Nederlands) in het Zweeds
rot:
-
rot (vervelend; saai; ellendig; afgezaagd; langdraadig; langwijlig; lastig; melig)
långtrådigt; tråkig; tråkigt; ledsamt; ledsam-
långtrådigt bijvoeglijk naamwoord
-
tråkig bijvoeglijk naamwoord
-
tråkigt bijvoeglijk naamwoord
-
ledsamt bijvoeglijk naamwoord
-
ledsam bijvoeglijk naamwoord
-
-
rot (verrot; slecht; vergaan; bedorven; rottig)
Vertaal Matrix voor rot:
Verwante woorden van "rot":
Antoniemen van "rot":
Verwante definities voor "rot":
rotten:
Conjugations for rotten:
o.t.t.
- rot
- rot
- rot
- rotten
- rotten
- rotten
o.v.t.
- rotte
- rotte
- rotte
- rotten
- rotten
- rotten
v.t.t.
- ben gerot
- bent gerot
- is gerot
- zijn gerot
- zijn gerot
- zijn gerot
v.v.t.
- was gerot
- was gerot
- was gerot
- waren gerot
- waren gerot
- waren gerot
o.t.t.t.
- zal rotten
- zult rotten
- zal rotten
- zullen rotten
- zullen rotten
- zullen rotten
o.v.t.t.
- zou rotten
- zou rotten
- zou rotten
- zouden rotten
- zouden rotten
- zouden rotten
en verder
- heeft gerot
- hebben gerot
diversen
- rot!
- rot!
- gerot
- rottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor rotten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
förfalla | bederven; rotten; vergaan; verrotten; wegrotten | afnemen; afrotten; bouwvallig worden; brokkelen; dalen; declineren; kruimelen; minder worden; minderen; ongeldig worden; tanen; teruggaan; vergaan; verkommeren; verminderen; vermolmen; vervallen |
ruttna | bederven; ontbinden; rotten; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten | afrotten; in staat van ontbinding zijn; liggen rotten |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ruttna | bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot |
Wiktionary: rot-
Verwante vertalingen van rot-
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor rot- (Zweeds) in het Nederlands
rot:
-
rot
het wortelgetal -
rot
Vertaal Matrix voor rot:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
wortelgetal | rot | |
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
hoofdmap | rot | rotkatalog; rotmapp |
Synoniemen voor "rot":
Wiktionary: rot
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rot | → wortel | ↔ root — part of a plant |
• rot | → wortel | ↔ root — of a tooth |
• rot | → wortel; machtswortel | ↔ root — arithmetic: number or expression which when raised to a power gives the specified number or expression |
• rot | → nulpunt; wortel | ↔ root — analysis: zero of a function |
• rot | → stam | ↔ root — philology: word from which another word or words are derived |
• rot | → stam; wortel; radix | ↔ racine — (botanique) Partie souterraine d’un végétal qui lui permet de puiser dans le sol les éléments nécessaires à sa nutrition (eau, sels minéraux) et d’assurer sa fixation à son support. |
rot- vorm van roa:
-
roa (förströ; underhålla)
Conjugations for roa:
presens
- roar
- roar
- roar
- roar
- roar
- roar
imperfekt
- roade
- roade
- roade
- roade
- roade
- roade
framtid 1
- kommer att roa
- kommer att roa
- kommer att roa
- kommer att roa
- kommer att roa
- kommer att roa
framtid 2
- skall roa
- skall roa
- skall roa
- skall roa
- skall roa
- skall roa
conditional
- skulle roa
- skulle roa
- skulle roa
- skulle roa
- skulle roa
- skulle roa
perfekt particip
- har rot
- har rot
- har rot
- har rot
- har rot
- har rot
imperfekt particip
- hade rot
- hade rot
- hade rot
- hade rot
- hade rot
- hade rot
blandad
- roa!
- roa!
- road
- roande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor roa:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verlustigen | förströ; roa; underhålla |
Synoniemen voor "roa":
Wiktionary: roa
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• roa | → amuseren; onderhouden; opvrolijken; vermaken | ↔ amuser — divertir par des choses agréables. |
röt:
-
röt (röd siden)
roodzijden-
roodzijden bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor röt:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
roodzijden | röd siden; röt |
rot- vorm van ryta:
-
ryta (böla; ropa högt; skrika; tjuta; vråla; råma)
brullen; uitroepen; uitschreeuwen; het uitgillen-
uitschreeuwen werkwoord (schreeuw uit, schreeuwt uit, schreeuwde uit, schreeuwden uit, uitgeschreeuwd)
-
het uitgillen werkwoord
-
ryta (vråla)
Conjugations for ryta:
presens
- ryter
- ryter
- ryter
- ryter
- ryter
- ryter
imperfekt
- röt
- röt
- röt
- röt
- röt
- röt
framtid 1
- kommer att ryta
- kommer att ryta
- kommer att ryta
- kommer att ryta
- kommer att ryta
- kommer att ryta
framtid 2
- skall ryta
- skall ryta
- skall ryta
- skall ryta
- skall ryta
- skall ryta
conditional
- skulle ryta
- skulle ryta
- skulle ryta
- skulle ryta
- skulle ryta
- skulle ryta
perfekt particip
- har rutit
- har rutit
- har rutit
- har rutit
- har rutit
- har rutit
imperfekt particip
- hade rutit
- hade rutit
- hade rutit
- hade rutit
- hade rutit
- hade rutit
blandad
- ryt!
- ryt!
- -
- rytande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de
Vertaal Matrix voor ryta:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brullen | böla; ropa högt; ryta; råma; skrika; tjuta; vråla | böla; gallskrika; gapa; gnälla; gråta; hojta; jämra; kvida; lipa; ropa; skrika; tjuta; vråla |
het uitgillen | böla; ropa högt; ryta; råma; skrika; tjuta; vråla | |
uitgalmen | ryta; vråla | |
uitroepen | böla; ropa högt; ryta; råma; skrika; tjuta; vråla | skrika ut; utbrista |
uitschreeuwen | böla; ropa högt; ryta; råma; skrika; tjuta; vråla | skrika ut |