Overzicht
Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...
- samenvatten:
-
Wiktionary:
- samenvatten → sammandrag, sammanfatta, avsluta, avrunda, förkorta, sammandraga
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor samenvatten (Nederlands) in het Zweeds
samenvatten:
-
samenvatten (kort weergeven)
skissera; beskriva i sina grunddrag; ange huvuddragen av-
beskriva i sina grunddrag werkwoord (beskriver i sina grunddrag, beskrev i sina grunddrag, beskrivit i sina grunddrag)
-
samenvatten (kort samenvatten; recapituleren)
-
samenvatten (een uittreksel maken; excerperen)
Conjugations for samenvatten:
o.t.t.
- vat samen
- vat samen
- vat samen
- vatten samen
- vatten samen
- vatten samen
o.v.t.
- vatde samen
- vatde samen
- vatde samen
- vatden samen
- vatden samen
- vatden samen
v.t.t.
- heb samengevat
- hebt samengevat
- heeft samengevat
- hebben samengevat
- hebben samengevat
- hebben samengevat
v.v.t.
- had samengevat
- had samengevat
- had samengevat
- hadden samengevat
- hadden samengevat
- hadden samengevat
o.t.t.t.
- zal samenvatten
- zult samenvatten
- zal samenvatten
- zullen samenvatten
- zullen samenvatten
- zullen samenvatten
o.v.t.t.
- zou samenvatten
- zou samenvatten
- zou samenvatten
- zouden samenvatten
- zouden samenvatten
- zouden samenvatten
en verder
- ben samengevat
- bent samengevat
- is samengevat
- zijn samengevat
- zijn samengevat
- zijn samengevat
diversen
- vat samen!
- vat samen!
- samengevat
- samenvattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor samenvatten:
Wiktionary: samenvatten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• samenvatten | → sammandrag; sammanfatta | ↔ abstract — to abridge, epitomize, or summarize |
• samenvatten | → sammanfatta | ↔ epitomize — make an epitome |
• samenvatten | → sammanfatta | ↔ summarize — To prepare a summary |
• samenvatten | → sammanfatta; avsluta; avrunda | ↔ wrap up — To summarize or recapitulate |
• samenvatten | → förkorta; sammandraga; sammanfatta | ↔ abréger — rendre plus court. |
• samenvatten | → sammanfatta | ↔ résumer — resserrer et rendre en peu de paroles ce qu’il y a de plus important dans une discussion, dans un discours, dans un argument. |
Computer vertaling door derden: